Handelingen 20 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

Paulus in Macedonië en Griekenland

1Nadat het oproer bedaard was, riep Paulus de discipelen bij zich, bemoedigde hen en nam afscheid van hen. Daarop vertrok hij en ging naar Macedonië.

2Toen hij die streken doorgereisd was en hen met veel woorden bemoedigd had, kwam hij in Hellas, dat is Griekenland.

3Hij bleef daar drie maanden, maar de Joden beraamden een aanslag tegen hem, toen hij op het punt stond om naar Syrië te vertrekken. Daarom besloot hij terug te gaan naar Macedonië.

4Sopater uit de stad Berea, Aristarchus en Sekundus uit Tessalonika, Gajus uit de stad Derbe, Timoteüs uit Lystra en Tychikus en Trofimus uit Asia gingen met hem mee tot Asia.

5Deze mannen gingen voor ons uit en wachtten op ons in Troas.

6Maar wij vertrokken uit Filippi, de hoofdstad van Macedonië, na de dagen van de Ongezuurde Broden en wij voeren over zee en kwamen in vijf dagen in Troas aan en daar bleven wij zeven dagen.

De opstanding van Eutychus in Troas

7Op de eerste dag van de week, toen de discipelen bijeengekomen waren om het genadebrood te breken, sprak Paulus tot hen. Omdat hij de volgende dag zou vertrekken, ging hij tot middernacht door met spreken.

8Er brandden veel lampen in de bovenzaal waar wij bijeen waren.

9Een jongeman, die Eutychus heette, zat op de vensterbank te luisteren en viel in diepe slaap toen Paulus lang sprak. Door de slaap overmand viel hij vanaf de derde verdieping naar beneden. Toen men hem optilde, was hij dood.

10Maar Paulus ging naar beneden, wierp zich op hem, sloeg zijn armen om hem heen en zei: “Wees niet ongerust, want er is leven in hem!”

11Toen hij weer naar boven gegaan was, brak hij een brood en at iets en sprak daarna tot het aanbreken van de morgen. Daarna vertrok hij over land,

12terwijl zij de jongeman levend meenamen en geweldig blij over hem waren.

13Maar wij gingen aan boord van het schip en voeren naar de haven van Thesos, waar wij Paulus aan boord zouden nemen zoals hij ons had opgedragen, omdat hij zelf over land daarheen was gegaan.

14Toen wij hem in Thesos ontvangen hadden, namen wij hem aan boord en kwamen in Mitylene aan.

15Vandaar voeren wij de volgenden dag naar de overkant naar het eiland Chios en de daaropvolgende dag kwamen wij in Samos aan en bleven in Trogyllion. De dag daarop kwamen wij in Milete,

16want Paulus had besloten om Efeze voorbij te varen, opdat hij daar niet opgehouden zou worden, want hij had haast om zo mogelijk de dag van het Vijftig Dagen Feest, dat is het Pinksterfeest, in Jeruzalem te vieren.

Paulus’ afscheid van de oudsten in Efeze

17Vanuit Milete liet hij de oudsten van de gemeente in Efeze komen.

18Toen zij bij hem gekomen waren, zei hij tegen hen:

“Jullie weten hoe ik, vanaf de eerste dag dat ik in Asia kwam, altijd bij jullie was,

19terwijl ik GOD met grote nederigheid en onder tranen diende, ook in de beproevingen die mij overkwamen door de listen van de Joden.

20Ik heb niets nagelaten aan jullie te verkondigen en te onderwijzen op de markten en in de huizen van wat nuttig was voor jullie zielen,

21terwijl ik aan Joden en Arameeërs getuigde over de bekering tot GOD en over het geloof in onze Here Jezus Christus.

22En nu ga ik naar Jeruzalem, gebonden door de Geest, en ik weet niet wat mij daar te wachten staat,

23behalve dat de Heilige Geest mij in iedere stad te kennen geeft en zegt: ‘Boeien en verdrukkingen staan je te wachten!’

24Maar ik acht mijn leven niet kostbaar voor mijzelf, opdat ik mijn loopbaan en bediening mag voltooien, die ik van onze Here Jezus ontvangen heb om te getuigen van het Goede Nieuws van de genade van GOD.

25Nu dan, ik weet dat jullie mijn gezicht niet meer zullen zien, jullie allen onder wie ik ben rondgegaan, terwijl ik jullie het Koninkrijk van GOD predikte.

26Daarom verklaar ik jullie op deze zelfde dag, dat ik rein ben van het bloed van jullie allen.

27Want ik heb niet nagelaten om jullie heel GODs wil bekend te maken.

28Waak over jezelf en over heel de kudde, waarover de Heilige Geest jullie als opzieners heeft aangesteld om de gemeente van Christus te hoeden en te voeden, de gemeente die Hij gekocht heeft met zijn eigen Bloed.

29Want ik weet dat er na mijn vertrek grimmige wolven onder jullie zullen komen, die de kudde niet zullen sparen.

30Ook zullen er uit jullie midden mannen opstaan, die verkeerde dingen zullen spreken om de discipelen van de weg af te brengen en hen achter zich aan mee te trekken.

31Wees daarom waakzaam en bedenk dat ik drie jaar lang, nacht en dag, onophoudelijk ieder van jullie onder tranen terecht heb gewezen.

32En nu draag ik jullie op aan GOD en aan het woord van zijn genade, aan Hem die bij machte is om jullie op te bouwen en een erfdeel te geven met alle heiligen.

33Ik heb van niemand zilver, goud of kleren verlangd.

34Jullie weten zelf, dat mijn eigen handen in mijn behoeften hebben voorzien en in die van hen die bij mij waren.

35Ik heb jullie in alles laten zien dat het nodig is om te werken en te zorgen voor de zwakken en om te denken aan de woorden van onze Here Jezus, die gezegd heeft: ‘Wie geeft, is gelukkiger dan wie ontvangt!’ ”

36Nadat hij dit gezegd had, knielde hij op zijn knieën neer en bad en alle mannen met hem.

37Zij moesten allemaal vreselijk huilen en sloegen de armen om hem heen en kusten hem.

38Zij waren vooral erg bedroefd omdat hij gezegd had, dat zij zijn gezicht niet meer zouden zien en zij deden hem uitgeleide naar het schip.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help