1Voor de koorleider. Bij snarenspel. In de bas-octaaf. Een psalm van David.
2 O HEERE, straf mij niet in uw toorn,
bestraf mij niet in uw woede!
3Wees mij genadig, o HEERE, want ik ben verzwakt.
Genees mij, o HEERE, want mijn beenderen beven.
4Ja, mijn ziel beeft heel erg,
en U, o HEERE, tot wanneer?
5Keer terug, o HEERE, bevrijd mijn ziel,
red mij omwille van uw liefdevolle trouw.
6Want in de dood is er geen herinnering aan U.
Wie zal U danken in het dodenrijk?
7Ik ben moe van mijn zuchten.
Heel de nacht maak ik mijn bed drijfnat,
mijn slaapbank doorweek ik met mijn tranen.
8Mijn oog is dof geworden van verdriet,
het heeft aan kracht verloren door allen die mij benauwen.
9Ga weg van mij, allen die ongerechtigheid doen,
want de HEERE heeft het geluid van mijn geween gehoord.
10De HEERE heeft mijn smeking gehoord,
de HEERE zal mijn gebed aannemen.
11Al mijn vijanden zullen heel erg beschaamd en ontzet zijn,
zij zullen terugdeinzen,
in een ogenblik zullen zij beschaamd worden.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.