Galaten 2 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

Paulus en de apostelen in Jeruzalem

1Veertien jaar daarna ben ik opnieuw met Bar-Nabas naar Jeruzalem gegaan en ik nam ook Titus met mij mee.

2Maar ik ging erheen met een openbaring en legde aan hen het Goede Nieuws voor, dat ik onder de volken verkondig. Aan hen die in aanzien waren, heb ik het afzonderlijk uiteengezet, opdat ik niet vergeefs gelopen had of lopen zou.

3Maar zelfs Titus, die bij mij was en Arameeër is, werd niet gedwongen om zich te laten besnijden.

4Maar omdat er valse broeders binnenkwamen om onze vrijheid, die wij in Jezus Christus hebben, te bespieden, om mij zo onder een slavenjuk te brengen,

5zijn wij geen moment uit de weg gegaan voor de druk die zij uitoefenden, opdat de waarheid van het Goede Nieuws bij jullie zou blijven.

6Degenen die onder hen in aanzien waren - ook al doet het er voor mij niet toe wie zij waren, want bij GOD is geen aanzien van de persoon - hebben mij verder niets opgelegd.

7Integendeel, want zij zagen dat de verkondiging van het Goede Nieuws aan de onbesnedenen aan mij was toevertrouwd zoals de verkondiging van het Goede Nieuws aan de besnedenen aan Petrus was toevertrouwd,

8- want Hij die Petrus aanspoort in het apostelschap onder de besnedenen, spoort mij aan in het apostelschap onder de volken -

9en toen zij, dat wil zeggen Jakobus, Kefas en Johannes die als steunpilaren beschouwd werden, de genade erkenden die mij gegeven was, gaven zij mij en Bar-Nabas de rechterhand van gemeenschap, opdat wij onder de volken en zij onder de besnedenen werkzaam zouden zijn.

10Alleen wilden zij, dat wij aan de armen zouden denken en daar heb ik mij dan ook voor ingezet om dat te doen.

Paulus’ berisping van Petrus

11 Maar toen Kefas in Antiochië aangekomen was, heb ik hem openlijk berispt, omdat zij door hem aan het struikelen werden gebracht.

12Want voordat er sommigen van Jakobus gekomen waren, at hij mee met de gelovigen uit de volken, maar toen zij gekomen waren, trok hij zich terug en scheidde zich van hen af, omdat hij bang was voor hen die uit de besnijdenis waren.

13Ook de andere Joden werden met hem hiertoe overgehaald, zodat zelfs Bar-Nabas meegetrokken werd in hun huichelarij.

14Toen ik zag dat zij niet juist handelden overeenkomstig de waarheid van het Evangelie, zei ik in het bijzijn van allen tegen Kefas: “Als jij die een Jood bent, leeft als een Arameeër, maar niet als de Joden, waarom dwing jij dan de volken om als Joden te leven?

15Want wij, die van nature Joden zijn en geen zondaren uit de volken,

16zijn ook zelf tot geloof in Jezus Christus gekomen, omdat wij weten dat de mens niet gerechtvaardigd wordt door werken van de Wet, maar door het geloof van Jezus Christus, opdat wij gerechtvaardigd worden door het geloof van Christus en niet door werken van de Wet, want door werken van de Wet wordt geen mens gerechtvaardigd.

17Maar als wij, terwijl wij ernaar zoeken om door Christus gerechtvaardigd te worden, zelf zondaren blijken te zijn, is Jezus Christus dan een dienaar van de zonde? Beslist niet!

18Want als ik, wat ik afgebroken heb, weer opbouw, dan geef ik aan dat ik zelf een overtreder van het gebod ben.

19Want ik ben door de Wet voor de Wet gestorven om voor GOD te leven.

20Met Christus ben ik gekruisigd en daarom leef ik niet meer, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof van de Zoon van GOD, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.

21Ik verwerp de genade van GOD niet, want als de gerechtigheid door de Wet komt, dan is Christus voor niets gestorven.”

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help