1Mozes ging heen en sprak deze woorden tot heel Israël.
2Hij zei tegen hen: “Ik ben vandaag honderdtwintig jaar. Ik zal niet meer kunnen uitgaan en ingaan en de HEERE heeft tegen mij gezegd: ‘Je zult deze Jordaan niet oversteken!’
3De HEERE, je GOD, zal voor je uit oversteken. Hij zal deze volken voor je ogen vernietigen en je zult hun erfdeel in bezit nemen. Jozua zal voor je uit oversteken, zoals de HEERE gesproken heeft.
4De HEERE zal met hen doen, zoals Hij met Sihon en Og, de koningen van de Amorieten, en met hun land heeft gedaan: Hij heeft hen vernietigd.
5Wanneer de HEERE hen aan je overgeleverd heeft, zul je met hen handelen overeenkomstig heel het gebod dat ik jullie geboden heb.
6Wees sterk en moedig, wees niet bang en beef niet voor hen, want het is de HEERE, je GOD, die met je meegaat. Hij zal je niet in de steek laten en je niet verlaten.”
7Mozes riep Jozua en zei tegen hem voor de ogen van heel Israël: “Wees sterk en moedig, want je zult met dit volk het land binnengaan dat de HEERE hun vaderen gezworen heeft hun te zullen geven en jij zult het hun als erfdeel in bezit laten nemen.
8De HEERE is het die voor je uitgaat. Hij zal met je zijn, Hij zal je niet in de steek laten en je niet verlaten. Wees niet bang en laat je niet ontmoedigen.”
Het overdragen en voorlezen van de Wet9Mozes schreef deze Wet op en gaf die aan de priesters, de zonen van Levi, die de Kist van het Verbond van de HEERE droegen, en aan alle oudsten van Israël.
10Mozes gebood hun en zei: “Na verloop van zeven jaar, op de vastgestelde tijd van het jaar van de kwijtschelding op het Loofhuttenfeest,
11als heel Israël komt om voor het aangezicht van de HEERE, je GOD, te verschijnen in de plaats die Hij uitkiezen zal, zul je deze Wet ten aanhoren van heel Israël hardop voorlezen.
12Laat het volk, de mannen, de vrouwen, de kinderen en de vreemdelingen die binnen je poorten zijn, bijeenkomen, opdat zij luisteren en leren om de HEERE, je GOD, te vrezen en ervoor zullen zorgen om alle woorden van deze Wet op te volgen
13en opdat hun zonen, die het niet weten, zullen luisteren en leren om de HEERE, jullie GOD, te vrezen alle dagen dat jullie zullen leven op het grondgebied van het land waarnaar jullie, door de Jordaan heen, zullen oversteken om het als erfdeel in bezit te nemen.”
Over de ongehoorzaamheid in de toekomst14De HEERE zei tegen Mozes: “Zie, de dagen dat je sterven zult, zijn genaderd. Roep Jozua en laten jullie in de Tent van de Ontmoeting gaan staan, opdat Ik hem mijn bevelen zal geven.” Mozes en Jozua stelden zich op in de Tent van de Ontmoeting.
15Toen verscheen de HEERE in de Tent, in de wolkzuil en de wolkzuil stond boven de ingang van de Tent.
16De HEERE zei tegen Mozes: “Zie, je zult bij je vaderen te ruste gaan en dit volk zal opstaan en als hoerenlopers achter de goden van de vreemdelingen van het land, het land waarin het volk zal binnengaan, aanlopen en het zal Mij verlaten en mijn Verbond, dat Ik met hen gesloten heb, verbreken.
17Op die dag zal mijn toorn tegen het volk ontbranden en Ik zal hen verlaten en mijn aangezicht voor hen verbergen en het volk zal geteisterd worden en vele rampen en benauwdheden zullen het treffen, zodat het op die dag zeggen zal: ‘Hebben deze rampen mij niet getroffen, omdat mijn GOD niet in mijn midden is?’
18Op die dag zal Ik mijn aangezicht volledig verbergen vanwege al het kwaad dat het heeft gedaan, want het heeft zich tot andere goden gewend.
19Nu dan, schrijf dit lied voor jezelf op en leer het aan de zonen van Israël, leg het hun in de mond, opdat dit lied voor Mij getuige zal zijn tegen de zonen van Israël,
20want Ik zal het volk brengen in het land dat Ik hun vaderen onder ede beloofd heb, een land dat overvloeit van melk en honing, en het volk zal eten en verzadigd en vet worden. Dan zal het zich tot andere goden wenden en hen dienen en zij zullen Mij krenken en mijn Verbond verbreken.
21Wanneer het volk door vele rampen en benauwdheden getroffen wordt, zal het gebeuren, dat dit lied hen als een getuige zal antwoorden, want het zal niet wijken uit de mond van hun nakomelingen, want Ik ken hun instelling die zij op deze dag hebben, nog voor Ik hen het land binnenbreng dat Ik hun onder ede beloofd heb.”
22Op die dag schreef Mozes dit lied en hij leerde het aan de zonen van Israël.
23En Hij gebood Jozua, de zoon van Nun, en zei: “Wees sterk en moedig, want jij zult de zonen van Israël binnenbrengen in het land dat Ik onder ede aan hun beloofd heb en Ik zal met je zijn.”
24 Toen Mozes helemaal klaar was met het op een boekrol opschrijven van de woorden van deze Wet,
25gebood Mozes de Levieten, die de Kist van het Verbond van de HEERE droegen en zei:
26“Neem deze boekrol van de Wet en leg die naast de Kist van het Verbond van de HEERE, jullie GOD, opdat die daar als getuige tegen jullie blijft liggen,
27want ik ken jullie opstandigheid en hardnekkigheid. Zie, terwijl ik vandaag de dag nog onder jullie leef, zijn jullie al weerspannig geweest tegen de HEERE, hoe veel te meer na mijn dood!
28Laat alle oudsten van jullie stammen en jullie opzieners bij mij komen, dan zal ik deze woorden ten aanhoren van hen spreken en de hemelen en de aarde tegen hen tot getuigen nemen,
29want ik weet dat jullie na mijn dood zeker verderfelijk zullen handelen en afwijken van de weg die ik jullie geboden heb. In het laatst van de dagen zal het kwaad jullie treffen, wanneer jullie gedaan hebben wat kwaad is in de ogen van de HEERE door Hem te krenken door het werk van jullie handen.”
30 Toen sprak Mozes ten aanhoren van heel de volksvergadering van Israël al de woorden van dit lied, tot aan het einde toe.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.