1De wijsheid heeft haar huis gebouwd,
zij heeft haar zeven zuilen uitgehouwen.
2Zij heeft haar slachtvee geslacht, haar wijn gemengd.
Ook heeft zij haar tafel gedekt.
3Zij heeft haar jonge dienaressen uitgezonden.
Op de kale toppen van de hoogten van de stad roept zij:
4“Laat de simpele ziel zich hierheen wenden!”
Tegen wie onstandvastig van hart is, zegt zij:
5“Kom, eet van mijn brood,
drink van de wijn die ik gemengd heb.
6Laat die onnozelheid achter je, en leef,
en volg de weg van het inzicht.”
7“Wie een spotter vermaant, laadt schande op zich,
wie een boosdoener bestraft, draagt zijn schandvlek.
8Bestraf een spotter niet, opdat hij je niet gaat haten,
bestraf de wijze en hij zal je liefhebben.
9Geef de wijze, dan zal hij nog wijzer worden,
breng de rechtvaardige kennis bij, dan zal hij steeds meer begrijpen.”
10De vrees voor de HEERE is het begin van wijsheid,
kennis van de Hoogheilige is het begin van inzicht.
11Want door mij zul je langer leven,
je zult er levensjaren bij krijgen.
12Als je wijs bent, zul je wijs zijn ten voordele van jezelf,
en als je spot, moet je dat alleen dragen.
13Vrouwe dwaasheid is luidruchtig,
onnozel is zij en zij heeft nergens weet van.
14Zij zit bij de deur van haar huis,
op een stoel, op de hoogten van de stad
15om wie over de weg voorbijgaan te roepen,
die rechttoe rechtaan hun paden gaan, en zij zegt:
16“Laat de simpele ziel zich hierheen wenden!”
Tegen wie onstandvastig van hart is, zegt zij:
17“Gestolen wateren zijn zoet,
verborgen brood is aantrekkelijk.”
18Hij weet niet dat daar schimmen huizen,
dat haar genodigden in de diepten van het dodenrijk zijn.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.