Spreuken 6 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

1Mijn zoon, als je borg bent geworden voor je naaste,

voor een vreemde je handslag gegeven hebt,

2 als je verstrikt bent geraakt in de uitspraken van je mond,

gevangen bent door de uitspraken van je mond,

3doe dan dit, mijn zoon en ruk je los,

want je bent in de greep van je naaste gekomen:

ga heen, werp je voor hem neer en dring bij je naaste aan.

4Gun je ogen geen slaap,

je oogleden geen sluimer.

5Ontkom als een gazelle aan zijn hand,

als een vogel aan de hand van de vogelvanger.

6Ga naar de mier, jij luiaard,

zie haar gangen en word wijs.

7Al heeft zij geen aanvoerder,

voorman of heerser,

8 toch maakt zij in de zomer haar brood klaar,

en in de oogsttijd verzamelt zij haar voedsel.

9Hoelang zul je blijven liggen, luiaard?

Wanneer zul je uit je slaap opstaan?

10 Nog even slapen, nog even sluimeren,

nog even neerliggen met gevouwen handen,

11 daar komt je armoede al aanlopen,

je gebrek als een gewapend man.

12Een nietswaardig mens, een man van onrecht,

loopt rond met een mond vol bedrog.

13Hij geeft een knipoog,

hij spreekt met zijn voeten,

hij wijst met zijn vingers.

14In zijn hart zijn draaierijen,

elk moment zint hij op kwaad en veroorzaakt hij ruzies.

15Daarom zal zijn ondergang plotseling komen,

opeens zal hij verbroken worden zonder dat er genezing is.

16Deze zes dingen haat de HEERE,

ja, zeven zijn een gruwel voor zijn ziel:

17hoogmoedige ogen, een bedrieglijke tong,

handen die onschuldig bloed vergieten,

18een hart dat zondige plannen smeedt,

voeten die zich haasten om naar het kwaad te rennen,

19een valse getuige die leugens uitblaast,

en iemand die tussen broeders ruzies veroorzaakt.

20Mijn zoon, houd je aan het gebod van je vader,

verwerp het onderwijs van je moeder niet.

21Bind ze voortdurend op je hart,

hang ze om je hals.

22Als je op weg gaat, zal het je leiden,

als je neerligt, zal het over je waken,

als je wakker wordt, zal het tot je spreken.

23Want het gebod is een lamp en onderwijs is licht,

bestraffingen ter vermaning zijn de weg ten leven

24om je te bewaren voor de slechte vrouw,

voor het gevlei van de tong van een onbekende vrouw.

25Begeer haar schoonheid niet in je hart,

zorg dat zij je niet met haar wimpers vangt,

26want door een hoerenvrouw,

vervalt men tot een stuk brood,

ja, een andermans vrouw jaagt op een kostbare ziel.

27Kan iemand vuur in zijn boezem nemen,

zonder dat zijn kleren verbranden?

28Kan iemand over gloeiende kolen lopen,

zonder dat zijn voeten verbranden?

29Zo ook hij die bij de vrouw van zijn naaste binnengaat,

ja ieder die haar aanraakt, zal niet onschuldig worden geacht.

30Men laat een dief niet begaan als hij steelt

om zijn ziel te verzadigen wanneer hij honger heeft.

31 Maar als hij gevonden wordt, moet hij het zevenvoudig vergoeden.

Hij moet alles wat hij in huis heeft als vergoeding geven.

32 Maar wie met een vrouw overspel pleegt, is onstandvastig van hart.

Wie dat doet, verwoest zijn ziel.

33Schade en schande zal hij tegenkomen,

zijn smaad is onuitwisbaar.

34Want jaloezie maakt een man woedend,

op de dag van de wraak zal hij geen medelijden hebben.

35Een geschenk om de zaak af te doen zal hij niet aannemen,

hij zal het weigeren, al maak je het geschenk nog zo groot.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help