Psalmen 89 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

1Een overdenking van Ethan, de Ezrahiet.

2Ik zal de blijken van liefdevolle vriendschap van de HEERE voor eeuwig bezingen,

van generatie op generatie zal ik uw trouw met mijn mond bekend maken.

3Want ik heb gezegd: “Liefdevolle vriendschap wordt voor eeuwig gebouwd,

in de hemelen bevestigt U uw trouw.”

4“Ik heb een Verbond gesloten met mijn uitverkorene,

mijn dienaar David heb Ik gezworen:

5‘Ik zal je nakomelingschap tot in eeuwigheid bevestigen

en je troon bouwen van generatie op generatie.’ ” Sela.

6De hemelen loven uw wonderbare macht, o HEERE,

in de vergadering van de heiligen dankt men U voor uw trouw.

7Want wie in de wolkenhemel kan met de HEERE vergeleken worden,

wie onder de zonen van de goden kan zich met de HEERE meten?!

8God is zeer ontzagwekkend in de raad van de heiligen,

gevreesd bij allen die Hem omringen.

9 O HEERE, GOD van de legermachten,

wie is zo machtig als U, o HEER!

Uw trouw omringt U.

10U heerst over de trotse zee.

Wanneer haar golven zich verheffen, stilt U ze.

11U hebt Rahab als een dodelijk gewonde vertrapt,

met uw sterke arm hebt U uw vijanden verstrooid.

12De hemelen zijn van U, ook de aarde is van U.

De wereld en haar volheid hebt U gegrondvest.

13Het noorden en het zuiden hebt U geschapen,

Tabor en Hermon juichen in uw Naam.

14Uw arm is uitgerust met heldhaftigheid,

uw hand is sterk, uw rechterhand is hoog opgeheven.

15Gerechtigheid en recht zijn het fundament van uw troon,

liefdevolle vriendschap en trouw gaan voor uw aangezicht uit.

16Gelukkig is het volk, dat het schallen van de bazuin kent, o HEERE,

zij zullen in het licht van uw aangezicht wandelen.

17Zij zullen zich de hele dag in uw Naam verheugen

en door uw gerechtigheid verhoogd worden,

18want U bent de glorie van hun kracht,

door uw gunst zal onze hoorn worden verhoogd.

19Immers, van de HEERE is ons schild,

van de Heilige van Israël is onze koning.

20In een visioen hebt U eens van uw Getrouwe gesproken en gezegd:

“Door een held heb Ik in hulp voorzien,

een uitverkorene uit het volk heb Ik verhoogd.

21Ik heb David, mijn dienaar, gevonden,

met mijn heilige olie heb Ik hem gezalfd,

22Mijn hand zal steeds met hem zijn,

ja, mijn arm zal hem sterken.

23De vijand zal hem niet bedreigen,

de misdadiger zal hem niet onderdrukken.

24Zij die hem benauwen zal Ik voor zijn ogen verpletteren,

wie hem haten zal Ik treffen.

25 Mijn trouw en mijn liefdevolle vriendschap zullen met hem zijn,

zijn hoorn zal door mijn Naam verhoogd worden.

26Ik zal zijn hand op de zee leggen,

zijn rechterhand op de rivieren.

27Hij zal Mij aanroepen:

‘U bent mijn Vader, mijn God, de Rots van mijn redding!’

28Ja, Ik zal hem tot de eerstgeborene stellen,

tot de allerhoogste van de koningen van de aarde.

29Tot in eeuwigheid zal Ik mijn liefdevolle vriendschap voor hem koesteren

en mijn Verbond zal hem trouw blijven.

30Zijn zaad zal Ik voor eeuwig planten

en zijn troon als de dagen van de hemelen.

31Als zijn zonen mijn Wet verlaten

en niet volgens mijn rechtsverordeningen leven,

32als zij mijn wetsvoorschriften ontheiligen

en zich niet aan mijn geboden houden,

33zal Ik hun overtreding met de stok bestraffen,

hun ongerechtigheid met slagen.

34 Maar mijn liefdevolle vriendschap zal Ik niet van hem wegnemen,

mijn trouw niet verloochenen.

35Ik zal mijn Verbond niet schenden,

wat over mijn lippen gekomen is,

zal Ik niet veranderen.

36Ik heb één keer bij mijn heiligheid gezworen:

‘Nooit zal Ik tegen David liegen!’

37Zijn nakomelingschap zal blijven tot in eeuwigheid

en zijn troon zal voor Mij staan als de zon.

38Als de maan zal hij voor eeuwig vast staan,

de getuige in de wolken is trouw.” Sela.

39 Maar U hebt hem verstoten en verworpen,

U bent in toorn tegen uw gezalfde ontbrand.

40U hebt het Verbond met uw dienaar verworpen,

U hebt zijn koninklijke krans met het slijk van de aarde besmeurd.

41U hebt al zijn muren verbroken,

U hebt zijn vestingsteden tot puinhopen gemaakt.

42Allen die over de weg voorbijtrokken, hebben hem beroofd,

voor zijn buren is hij tot smaad geworden.

43U hebt de rechterhand van zijn onderdrukkers verhoogd,

al zijn vijanden hebt U verblijd.

44Ook hebt U de scherpe kant van zijn zwaard omgekeerd,

U zorgde ervoor dat hij geen stand kon houden in de strijd.

45U hebt een eind gemaakt aan zijn schoonheid,

zijn troon ter aarde neergeworpen.

46De dagen van zijn jeugd hebt U ingekort,

met schaamte hebt U hem overdekt. Sela.

47Hoelang, o HEERE, zult U zich voortdurend verbergen,

zal uw woede als een vuur branden?

48Bedenk toch hoe kort het leven is!

Waarom zou U alle mensenkinderen vergeefs geschapen hebben?

49Welke man zou de dood niet zien,

welke man zou zijn ziel kunnen bevrijden uit de greep van het dodenrijk? Sela.

50 O mijn Heer, waar zijn uw blijken van liefdevolle vriendschap van vroeger,

die U in uw trouw aan David onder ede beloofd hebt?

51Mijn Heer, denk aan de smaad van uw dienaren,

die ik van al die vele volken in mijn boezem ronddraag,

52waarmee uw vijanden smaden, o HEERE,

waarmee zij de voetstappen van uw gezalfde smaden.

53Gezegend zij de HEERE tot in eeuwigheid!

Amen, ja, amen.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help