Numeri 20 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

De dood van Mirjam

1In de eerste maand kwamen de zonen van Israël, heel de gemeente, in de woestijn Zin aan. Het volk verbleef in Kades. Daar stierf Mirjam en daar werd zij begraven.

Het water van Meriba

2Er was geen water voor de gemeente. Toen schoolden zij samen tegen Mozes en Aäron.

3Het volk maakte ruzie met Mozes en zij zeiden: “Och, hadden we maar de geest gegeven toen onze broeders voor het aangezicht van de HEERE de geest gaven!

4Waarom hebben jullie de volksvergadering van de HEERE in deze woestijn gebracht om er te sterven, wij en ons vee?

5En waarom hebben jullie ons uit Egypte laten optrekken om ons in deze ellendige plaats te brengen? Op deze plaats is geen zaad en er zijn geen vijgen, wijnstokken en granaatappels en ook is er geen water om te drinken.”

6 Toen gingen Mozes en Aäron van hun plaats voor de volksvergadering weg naar de ingang van de Tent van de Ontmoeting en zij vielen met hun gezicht ter aarde neer en de heerlijkheid van de HEERE verscheen aan hen.

7De HEERE sprak tot Mozes en zei:

8“Neem de staf op en laat de gemeente samenkomen, jij en je broer Aäron. Jullie moeten voor hun ogen tot de rots spreken en dan zal die zijn water geven. Zo zul je voor hen water uit de rots doen komen en je zult de gemeente en hun vee te drinken geven.”

9Mozes nam de staf op van voor het aangezicht van de HEERE zoals Hij hem geboden had,

10en Mozes en Aäron lieten de volksvergadering voor de rots samenkomen. Hij zei tegen hen: “Luister toch, opstandigen, moeten wij dan voor jullie water uit deze rots laten komen?”

11Mozes hief zijn hand op en sloeg twee keer met zijn staf op de rots en er kwam veel water uit en de gemeente dronk ervan en ook hun vee.

12 Toen zei de HEERE tegen Mozes en Aäron: “Omdat jullie niet op Mij hebben vertrouwd om Mij voor de ogen van de zonen van Israël heilige eerbied te bewijzen, dáárom zullen jullie deze volksvergadering niet in het land brengen, dat Ik hun gegeven heb.”

13Dit zijn de wateren van Meriba waarover de zonen van Israël met de HEERE ruzie zochten en waar Hij zich onder hen heilig betoonde.

Edom weigert de doortocht

14Mozes stuurde boden vanuit Kades naar de koning van Edom. De boden zeiden: “Zo zegt uw broeder, Israël: ‘U weet alle moeite die ons overkomen is,

15dat onze vaderen naar Egypte zijn afgedaald en wij jarenlang in Egypte hebben gewoond en dat de Egyptenaren ons en onze vaderen veel kwaad hebben aangedaan.

16Wij riepen de HEERE aan en Hij hoorde onze stem en Hij zond de engel en Hij leidde ons uit Egypte. Zie, nu zijn we in Kades, een stad aan de rand van uw grondgebied.

17Laat ons toch door uw land trekken. We zullen niet door de akkers en de wijngaarden heentrekken en ook geen bronwater drinken. We zullen de koninklijke weg aanhouden en niet naar rechts of naar links afwijken, totdat wij weer uw grens overgestoken zijn.’ ”

18Edom zei tegen hem: “Je zult niet door mijn gebied heentrekken, anders zal ik je met het zwaard tegemoetkomen!”

19Toen zeiden de zonen van Israël tegen hem: “Wij zullen over de hoofdweg optrekken en als ik en mijn vee water van u drinken, dan zal ik het vergoeden. Ik zal er alleen maar te voet doorheen trekken.”

20 Maar hij zei: “Je mag er niet doorheen trekken!” En Edom trok eropuit en ging hem tegemoet met een zwaar uitgerust volk en met een sterke hand.

21Zo weigerde Edom Israël toestemming te geven om zijn grens over te steken. Daarom week Israël voor hem uit.

De dood van Aäron

22Ze braken van Kades op en daarna kwamen de zonen van Israël, heel de gemeente, bij de berg Hor aan.

23De HEERE sprak tot Mozes en Aäron bij de berg Hor, aan de grens van het land Edom en zei:

24“Aäron zal bij zijn voorgeslacht gevoegd worden, want hij zal niet binnengaan in het land dat Ik aan de zonen van Israël gegeven heb, omdat jullie bij de wateren van Meriba tegen mijn bevel in opstand gekomen zijn.

25Neem Aäron en Eleazar, zijn zoon, mee en laat hen de berg Hor beklimmen.

26Doe Aäron zijn kleren uit en doe ze Eleazar, zijn zoon, aan. Dan zal Aäron bij zijn voorgeslacht te ruste worden gelegd en daar sterven.”

27Mozes deed zoals de HEERE geboden had. Zij beklommen de berg Hor voor de ogen van heel de gemeente.

28Mozes deed Aäron zijn kleren uit en hij deed ze zijn zoon Eleazar aan. Aäron stierf daar op de top van de berg. Daarop daalde Mozes met Eleazar van de berg af.

29Heel de gemeente zag dat Aäron de laatste adem had uitgeblazen en zij huilden dertig dagen lang om Aäron, heel het huis van Israël.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help