2 Kronieken 21 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

Jehoram, koning van Juda

1Josafat ging bij zijn vaderen te ruste. Hij werd begraven bij zijn vaderen in de stad van David. Zijn zoon Jehoram werd koning in zijn plaats.

2Zijn broers, de zonen van Josafat, waren Azarja, Jehiël, Zacharia, Azarjahoe, Michaël en Sefatja. Deze allen waren zonen van Josafat, de koning van Israël.

3Hun vader had hun veel geschenken van zilver en goud en kostbaarheden gegeven en ook versterkte steden in Juda, maar het koninkrijk gaf hij aan Jehoram, omdat hij de eerstgeborene was.

4 Toen Jehoram zijn gezag over het koninkrijk van zijn vader had overgenomen en zijn gezag versterkt had, vermoordde hij al zijn broers met het zwaard en ook sommigen van de vorsten van Israël.

5Jehoram was tweeëndertig jaar oud toen hij koning werd. Hij regeerde acht jaar in Jeruzalem.

6Hij wandelde op de weg van de koningen van Israël, net zoals het huis van Achab had gedaan, want de dochter van Achab was zijn vrouw geworden. Hij deed wat kwaad is in de ogen van de HEERE.

7Maar de HEERE wilde het huis van David niet vernietigen omwille van het Verbond dat Hij met David gesloten had en omdat Hij gezegd had, dat Hij hem en zijn zonen voor altijd een lamp voor zijn aangezicht zou geven.

8In zijn dagen wist Edom zich aan de overheersing van Juda te onttrekken door in opstand te komen, en zij stelden een koning over zich aan.

9Jehoram stak met zijn oversten en met alle strijdwagens bij zich over. In de nacht stond hij op en hij versloeg de Edomieten, die hem en de oversten van de strijdwagens omsingeld hadden.

10Toch onttrokken de Edomieten zich tot op deze dag aan de overheersing van Juda door in opstand te komen. In die tijd kwam ook Libna in opstand, omdat Juda de HEERE, de GOD van zijn vaderen, verlaten had.

11Ook maakte Jehoram offerhoogten op de bergen van Juda. Hij maakte dat de inwoners van Jeruzalem met andere goden gingen hoereren, ja, hij zette Juda daartoe aan.

12Hij kreeg een brief van de profeet Elia, die luidde: “Zo zegt de HEERE, de GOD van je vader David: ‘Omdat je niet in de wegen van je vader Josafat en in de wegen van Asa, de koning van Juda, hebt gewandeld,

13maar hebt gewandeld op de weg van de koningen van Israël en gemaakt hebt dat Juda en de inwoners van Jeruzalem met andere goden zijn gaan hoereren, in navolging van de hoererij van het huis van Achab, en jij bovendien je broers uit het huis van je vader, die beter waren dan jij, vermoord hebt,

14zie, daarom zal de HEERE een grote slag toebrengen aan je volk, je zonen, je vrouwen en aan al je bezit.

15Je zult ernstig ziek worden door een ingewandsziekte, zodat zelfs je ingewanden door de aanhoudende ziekte naar buiten zullen komen.’ ”

16De HEERE prikkelde de geest van de Filistijnen en van de Arabieren, die in de buurt van de Kushieten woonden, zodat zij vijandig tegen Jehoram werden.

17Zij trokken op naar Juda en vielen het binnen en legden beslag op alle bezittingen die in het huis van de koning gevonden werden, zelfs zijn zonen en zijn vrouwen voerden zij als gevangenen af, zodat er geen enkele zoon overbleef dan alleen Joahaz, de jongste van zijn zonen.

18Daarna sloeg de HEERE hem met een ongeneeslijke ingewandsziekte.

19Toen hij zo dagenlang ziek was en de tijd verstreek totdat er twee jaren voorbijgegaan waren, kwamen zijn ingewanden door de ziekte naar buiten en stierf hij door de vreselijke pijnen. Zijn volk stak geen vuur voor hem aan zoals zij een vuur voor zijn vaderen aangestoken hadden.

20Hij was tweeëndertig jaar oud toen hij koning werd. Hij regeerde acht jaar in Jeruzalem. Hij ging ongeliefd heen. Zij begroeven hem in de stad van David, maar niet in de graven van de koningen.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help