1 Korintiërs 2 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

De kenmerken van de bediening van Paulus

1Mijn broeders, toen ik bij jullie kwam, heb ik jullie het Goede Nieuws van het geheimenis van GOD niet verkondigd met hoogdravende woorden of met wijsheid,

2want ik had me voorgenomen niets te weten onder jullie dan alleen Jezus Christus, Hij die ook gekruisigd is.

3Vol vrees en beven was ik bij jullie.

4Mijn boodschap en mijn prediking kwamen niet met meeslepende woorden van menselijke wijsheid, maar met betoon van de Geest en van kracht,

5opdat jullie geloof niet zou berusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van GOD.

6Maar wij spreken wijsheid voor wie dat kunnen bevatten. Niet de wijsheid van deze wereld of van de machthebbers van deze wereld, die tenietgedaan zal worden,

7maar wij spreken de wijsheid van GOD door het geheimenis dat verborgen was en dat GOD van te voren, voordat de eeuwen van de wereld er waren, apart had gezet voor onze heerlijkheid.

8Dit is het geheimenis dat geen van de heersers van deze wereld kende, want als zij het gekend hadden, zouden zij de Heer van de heerlijkheid niet gekruisigd hebben.

9Maar zoals geschreven staat:

“Wat geen oog heeft gezien

en geen oor heeft gehoord

en wat nooit in een mensenhart is opgekomen,

heeft GOD bereid voor wie Hem liefhebben.”

10Maar GOD heeft het ons geopenbaard door zijn Geest, want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten van GOD.

11Want welk mens weet wat er in een mens leeft dan de geest van de mens die in hem is? Zo weet ook niemand wat er in GOD leeft dan de Geest van GOD.

12Maar wij hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest uit GOD, opdat wij de gave zouden kennen die GOD ons geschonken heeft.

13Zo zijn de dingen die wij spreken geen onderwijs met woorden van menselijke wijsheid, maar onderwijs van de Geest, zodat wij de geestelijke dingen op geestelijke wijze uitleggen.

14Maar de mens op zich kan de geestelijk dingen niet vatten, want voor hem zijn het dwaasheden en hij kan ze niet begrijpen, omdat zij door de Geest onderscheiden worden.

15Maar de geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen, maar hijzelf wordt door niemand beoordeeld.

16Want wie kent het denken van de HEERE, dat hij Hem zou kunnen onderwijzen? Wij echter hebben het denken van Christus.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help