Het Evangelie naar Matteüs 14 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

De dood van Johannes de Doper

1In die tijd hoorde Herodes, de viervorst, het nieuws over Jezus.

2Hij zei tegen zijn dienaren: “Dit is Johannes de Doper, hij is opgestaan uit het verblijf van de doden en daarom worden er door Hem zulke krachtige daden gedaan.”

3Want Herodes had Johannes opgepakt, hem geboeid en in de gevangenis gezet ter wille van Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus,

4want Johannes had tegen hem gezegd: “Het is niet toegestaan, dat zij je vrouw is.”

5Daarom wilde hij hem doden, maar hij was bang voor het volk, omdat zij hem voor een profeet hielden.

6Maar ter gelegenheid van de geboortedag van Herodes, danste de dochter van Herodias voor de gasten die bij de maaltijd aanlagen en zij viel bij Herodes in de smaak.

7Daarom zwoer hij haar met een eed, dat hij haar zou geven wat zij ook maar van hem zou vragen.

8Omdat zij door haar moeder opgestookt was, zei zij: “Geef mij hier op een schotel het hoofd van Johannes de Doper!”

9De koning werd bedroefd, maar om de eed en om de gasten die met hem aanlagen, gebood hij om het haar te geven,

10Hij stuurde iemand om Johannes in de gevangenis te onthoofden.

11Zijn hoofd werd op een schotel gebracht en aan het meisje gegeven en zij bracht het bij haar moeder.

12Zijn discipelen kwamen en namen zijn lijk mee en begroeven het. Daarna kwamen zij om het Jezus mee te delen.

De eerste wonderbare spijziging

13Toen Jezus dit hoorde, vertrok Hij vandaar in een schip en ging alleen naar een verlaten plaats. De menigten die ervan hoorden, volgden Hem over land vanuit de steden.

14Toen Jezus van boord ging, zag Hij de grote menigten samenstromen en Hij kreeg medelijden met hen en genas hun zieken.

15Toen het avond geworden was, kwamen zijn discipelen bij Hem en zeiden: “Dit is een verlaten gebied en het is al laat geworden. Stuur de menigten mensen weg naar de dorpen om voor zichzelf voedsel te kopen.”

16Maar Hij zei tegen hen: “Het is niet nodig dat zij weggaan, geven jullie hun maar te eten.”

17Zij zeiden tegen Hem: “Wij hebben hier niets, behalve vijf broden en twee vissen.”

18Hij zei: “Breng ze hier bij Mij!”

19Hij gaf de menigte bevel om op het gras te gaan zitten. Daarop nam Hij de vijf broden en de beide vissen, zag op naar de hemel, zegende ze, brak ze en gaf de broden aan de discipelen en de discipelen gaven ze aan de menigte.

20Allen aten en werden verzadigd. Zij raapten het overschot van de brokken op: twaalf manden vol.

21Vijfduizend mannen hadden ervan gegeten, de vrouwen en kinderen niet meegerekend.

Jezus loopt over het water

22Onmiddellijk drong Hij er bij zijn discipelen op aan om in de boot te gaan en voor Hem uit naar de andere kant te varen, terwijl Hij de menigten wegstuurde.

23Nadat Hij de menigten weggestuurd had, ging Hij alleen de berg op om te bidden. Toen het donker geworden was, was Hij daar alleen.

24Het schip was vele stadiën van het land verwijderd en werd vreselijk heen en weer geslingerd door de golven, want zij hadden de wind tegen.

25Maar tijdens de vierde nachtwacht kwam Jezus over het water naar hen toe lopen.

26Toen de discipelen Hem over het water zagen lopen, raakten zij in paniek en zeiden: “Het is een bedrieglijke geestesverschijning!” Zij schreeuwden het uit van angst.

27Maar op dat moment sprak Jezus tot hen en zei: “Houd moed, IK BEN het, vrees niet!”

28Petrus antwoordde en zei tegen Hem: “Mijn Heer, als U het bent, beveel mij dan over het water naar U toe te komen.”

29Hij zei: “Kom!” En Petrus daalde uit het schip af en liep over het water om bij Jezus te komen.

30Maar toen hij zag hoe sterk de wind was, werd hij bang en begon te zinken. Hij schreeuwde het uit en zei: “Mijn Heer, red mij!”

31Onmiddellijk stak onze Heer zijn hand uit, pakte hem vast en zei tegen hem: “Jij, kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?”

32Toen zij in het schip geklommen waren, ging de wind liggen.

33Zij die in het schip waren, kwamen en aanbaden Hem en zeiden: “Werkelijk, U bent de Zoon van GOD!”

34Toen zij overgestoken waren, kwamen zij aan land bij Gennesaret.

35Toen de mannen van die plaats Hem herkenden, zonden zij bericht naar alle dorpen in de omgeving en zij brachten allen die er heel slecht aan toe waren naar Hem toe.

36Zij smeekten Hem dat zij alleen maar de zoom van zijn kleed mochten aanraken, en allen die Hem aanraakten, werden genezen.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help