1Van David. Een overdenking.
Gelukkig is hij van wie de overtreding vergeven,
van wie de zonde bedekt is.
2Gelukkig is de mens aan wie de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent,
in wiens geest geen bedrog is.
3Want zolang ik zweeg, kwijnden mijn beenderen weg,
bij mijn kreunen, heel de dag.
4Want dag en nacht drukte uw hand zwaar op mij,
mijn levenssappen verdroogden als bij zomerse hitte. Sela.
5Mijn zonde maakte ik U bekend,
mijn ongerechtigheid bedekte ik niet.
Ik zei: “Ik zal de HEERE mijn overtredingen belijden!”
en U vergaf de ongerechtigheid van mijn zonde. Sela.
6Hierom zal iedere getrouwe U aanbidden
tegen de tijd dat U zich laat vinden.
Bij een overstroming door vele wateren
zullen die hem zeker niet treffen.
7U bent mijn schuilplaats,
U bewaart mij voor benauwdheid,
U omringt mij met vreugdekreten van bevrijding. Sela.
8Ik zal je inzicht geven en je de weg onderwijzen die je moet gaan.
Ik zal raad geven, mijn oog zal op je zijn.
9Wees niet als een paard,
als een muildier zonder verstand,
dat men met toom en bit moet bedwingen,
want anders kan het niet dicht bij je komen.
10Talrijk zijn de smarten van de boosdoener,
maar wie op de HEERE vertrouwt,
zal Hij met liefdevolle trouw omringen.
11Verblijd je in de HEERE en verheug je, jullie rechtvaardigen,
juich, alle oprechten van hart!
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.