Exodus 36 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

1Bezaleël en Aholiab en allen die wijs van hart waren en aan wie de HEERE wijsheid en verstand gegeven had om al het werk voor de dienst van het Heiligdom te kunnen verrichten, deden overeenkomstig alles wat de HEERE geboden had.

2Mozes had Bezaleël en Aholiab en iedere man met een wijs hart, bij wie de HEERE wijsheid in zijn hart gelegd had, en verder ieder die het op zijn hart had, opgeroepen om aan de slag te gaan en te beginnen met de uitvoering.

3Zij namen van Mozes heel de heffingsgave aan, de heffingsgave die de zonen van Israël gebracht hadden voor het werk voor de dienst van het Heiligdom, om het daarmee te maken. En iedere morgen brachten zij nog steeds vrijwillige gaven bij hem.

4Daarop kwamen alle wijze mannen, die al het werk voor het Heiligdom deden, één voor één terug van het werk waar ze mee bezig waren,

5en zij spraken met Mozes en zeiden: “Het volk brengt meer dan wat nodig is voor het werk dat de HEERE ons geboden heeft te doen.”

6Toen gebood Mozes om het volgende in het kamp te laten omroepen: “Laat geen man of vrouw meer iets maken als heffingsgave voor het Heiligdom!” Zo werd het volk ervan weerhouden om nog meer te brengen,

7want er was voldoende materiaal voor al het werk dat er te doen was, er was zelfs over.

8Onder hen die het werk uitvoerden, maakten allen die wijs van hart waren de Woning van tien tentkleden, van getwijnd fijn linnen en van purperblauw, purperrood en scharlakenrood garen met de cherubs, die men er als een kunstig ontwerp op had aangebracht.

9De lengte van één tentkleed was achtentwintig el en de breedte van één tentkleed was vier el en alle tentkleden hadden één en dezelfde maat.

10Vijf tentkleden verbond hij met elkaar en nog eens vijf tentkleden verbond hij met elkaar.

11Daarna maakte hij purperblauwe lussen voor de zoom van het ene tentkleed bij de verbindingsrand en zo maakte hij ze ook voor de zoom van het andere tentkleed bij de andere verbindingsrand.

12Hij maakte vijftig lussen aan het ene tentkleed en hij maakte vijftig lussen aan het uiteinde van het andere tentkleed bij de andere verbindingsrand. De lussen grepen één op één in elkaar.

13Hij maakte ook vijftig gouden haken en koppelde de tentkleden met haken aan elkaar, zodat het geheel één Woning werd.

14Hij maakte ook tentkleden van geitenhaar ten behoeve van een Tent over de Woning. Hij maakte elf tentkleden.

15De lengte van één tentkleed was dertig el en de breedte van één tentkleed was vier el. De elf tentkleden hadden één en dezelfde maat.

16Hij koppelde vijf tentkleden apart aan elkaar en nog eens zes tentkleden apart aan elkaar.

17Hij maakte vijftig lussen aan de zoom van het laatste tentkleed bij de verbindingsrand en hij maakte ook vijftig lussen aan de zoom van het tentkleed bij de andere verbindingsrand.

18Hij maakte ook vijftig koperen haken om de Tent mee samen te voegen, zodat het één geheel werd.

19 Ook maakte hij een dekkleed voor de Tent van roodgeverfde ramsvellen en daaroverheen een dekkleed van dolfijnenhuiden.

20Voor de Woning maakte Hij planken van acaciahout die rechtop stonden.

21De lengte van een plank was tien el en de breedte van een plank was anderhalve el.

22Eén plank had twee taps, de ene tap precies tegenover de andere. Zo deed hij met alle planken van de Woning.

23Hij maakte de planken voor de Woning, twintig planken aan de zuidzijde, op het zuiden.

24Hij maakte veertig zilveren voetstukken onder de twintig planken, twee voetstukken onder de ene plank voor de beide taps ervan en twee voetstukken onder de andere plank voor de beide taps ervan.

25Ook maakte hij twintig planken voor de andere zijde van de Woning, aan de noordzijde,

26met de bijbehorende veertig zilveren voetstukken: twee voetstukken onder de ene plank en twee voetstukken onder de andere plank.

27Voor de hoeken aan de achterkant van de Woning aan de westzijde maakte hij zes planken.

28Twee planken maakte hij tot hoekplanken voor de Woning aan de beide hoeken aan de achterkant.

29Van onderen waren ze nauw aaneengesloten en vormden ze een volmaakte eenheid tot bovenaan toe tot aan de ene ring. Zo deed hij met de twee planken voor de beide hoeken.

30Zo waren er acht planken met hun zilveren voetstukken, dat zijn zestien voetstukken: twee voetstukken onder elke plank.

31Hij maakte ook dwarsbalken van acaciahout, vijf voor de planken aan de ene zijde van de Woning

32en vijf dwarsbalken voor de planken aan de andere zijde van de Woning en ook vijf dwarsbalken voor de planken van de Woning bij de beide hoeken aan de achterkant, op het westen.

33De middelste dwarsbalk liet hij midden over de planken lopen van het ene tot het andere einde.

34Hij overtrok de planken met goud en de ringen ervan maakte hij van goud, als houders voor de dwarsbalken, en ook de dwarsbalken overtrok hij met goud.

35Hij maakte een voorhangsel van purperblauw, purperrood en scharlakenrood garen en van getwijnd fijn linnen. Hij maakte het tot een kunstig ontwerp, met cherubs erop.

36Hij maakte er vier zuilen van acaciahout voor, die hij met goud overtrok. De haken ervan waren van goud. Hij goot ook de vier bijbehorende zilveren voetstukken.

37Voor de ingang van de Tent maakte hij een gordijn van purperblauw, purperrood en scharlakenrood garen en van getwijnd fijn linnen, een borduurwerk,

38met de vijf bijbehorende zuilen en haken. Hij overtrok de koppen van de zuilen en de verbindingsstaven ertussen met goud. De vijf voetstukken ervan waren van koper.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help