1Een overdenking van Asaf.
O GOD, waarom verstoot U voor eeuwig?
Waarom zou uw toorn oplaaien tegen de schapen van uw weide?
2Denk aan uw gemeente die U vanouds verworven hebt,
de stam van uw erfdeel die U hebt verlost,
de berg Sion waarop U hebt gewoond.
3Richt uw voeten naar wat voor altijd verwoest is,
de vijand heeft alles in het Heiligdom vernield.
4Zij die U benauwden, liepen te tieren midden in uw ontmoetingsplaats,
zij stelden hun tekenen tot de tekenen.
5Hij werd bekend als een man die in dicht struikgewas bijlen ophief,
6en toen sloegen zij al de houtsnijwerken ervan tezamen
met bijlen en hamers stuk.
7Zij staken uw Heiligdommen in brand,
zij hebben de Woning met uw Naam tot op de grond toe geschonden.
8Zij zeiden in hun hart: “Laten wij die allemaal vernietigen!”
Zo hebben zij al Gods ontmoetingsplaatsen in het land verbrand.
9Onze tekenen zien wij niet meer,
er is geen profeet meer,
en ook is er niemand meer bij ons die weet hoelang nog.
10Hoelang, o GOD, zal de verdrukker U smaden?
Zal de vijand uw Naam tot in eeuwigheid lasteren?
11Waarom trekt U uw hand terug, ja, uw rechterhand?
Haal hem uit uw boezem,
maak er een eind aan.
12Vanouds is GOD mijn Koning.
Hij is het die uitreddingen brengt in het midden van de aarde.
13Met uw kracht hebt U de zee doen splijten,
de koppen van de zeemonsters hebt U verbrijzeld.
14U hebt de koppen van de Leviathan verpletterd,
U hebt hem als voedsel gegeven aan de bewoners van de woestijn.
15U hebt bron en beek opengebroken,
Altijd stromende rivieren deed U opdrogen.
16Van U is de dag en van U is ook de nacht,
U hebt gezorgd voor het licht en de zon.
17U hebt alle grenzen van de aarde vastgesteld,
zomer en winter hebt U hun gedaante gegeven.
18Denk hieraan: de vijand heeft de HEERE gesmaad,
een dwaas volk heeft uw Naam gelasterd.
19Geef de ziel van uw tortelduif niet over aan de wilde dieren,
vergeet niet voorgoed het leven van uw ellendigen.
20Aanschouw het Verbond,
want in de duistere plaatsen van het land huist volop geweld.
21Laat de verdrukte niet beschaamd terugkeren,
laat de ellendige en arme uw Naam loven.
22Sta op, o GOD, behartig uw rechtsgeding,
bedenk hoe de dwaas U de hele dag smaadt.
23Vergeet niet het geroep van uw tegenstanders,
het gebral van hen die opstandig tegen U zijn
stijgt voortdurend omhoog.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.