Job 2 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

De satan beschuldigt Job opnieuw

1Op een dag kwamen de zonen van GOD om zich voor de HEERE op te stellen. Onder hen kwam ook de satan om zich voor de HEERE op te stellen.

2De HEERE zei tegen de satan: “Waar kom jij vandaan?” De satan antwoordde de HEERE en zei: “Van een zwerftocht over de aarde en van het doorkruisen ervan.”

3De HEERE zei tegen de satan: “Heb je ook gelet op mijn dienaar Job? Want niemand op aarde is als hij: een volmaakt en oprecht man die GOD vreest en afkerig is van het kwaad. Nog steeds houdt hij vast aan zijn oprechtheid, terwijl jij Mij tegen hem hebt opgezet om hem zonder reden te verslinden.”

4De satan antwoordde de HEERE en zei: “Huid voor huid, ja alles wat iemand heeft, zal hij geven voor zijn leven.

5Strek uw hand maar eens uit en tast zijn gebeente en zijn vlees aan, of hij U dan niet midden in uw gezicht vaarwel zal zeggen?”

6 Toen zei de HEERE tegen de satan: “Zie, hij is in je hand, maar spaar zijn leven!”

Job met zweren geslagen

7 Toen ging de satan weg van het aangezicht van de HEERE en trof Job met vreselijke zweren, van zijn voetzool af tot aan zijn schedel toe.

8Hij pakte een potscherf voor zichzelf om zich daarmee te krabben en hij zat neer te midden van de as.

9Zijn vrouw zei tegen hem: “Houd je nog steeds vast aan je oprechtheid? Zeg GOD vaarwel en sterf!”

10Hij zei tegen haar: “Jij spreekt net als één van die dwaze vrouwen. Zouden wij het goede van GOD aannemen, maar het kwade niet?” In dit alles zondigde Job niet met zijn lippen.

De komst van de vrienden van Job

11De drie vrienden van Job hoorden van al dit kwaad, dat hem overkomen was. Ieder van hen kwam uit zijn eigen woonplaats: Elifaz, de Temaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naämatiet. Zij hadden samen afgesproken om hem hun deelneming te betuigen en om hem te troosten.

12Van veraf sloegen zij hun ogen op, maar zij herkenden hem niet. Zij begonnen luid te huilen. Ieder van hen scheurde zijn bovenkleed en zij strooiden stof over hun hoofden uit naar de hemel.

13Zij gingen bij hem op de grond zitten, zeven dagen en zeven nachten lang. Niemand sprak een woord tot hem, want zij zagen dat het leed erg groot was.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help