1Voor de koorleider. Van de dienaar van de HEERE. Van David.
2De overtreding van de boosdoener spreekt binnen in mijn hart:
“Er staat hem geen ontzag voor GOD voor ogen.”
3Want deze overtreding streelt hem in zijn eigen ogen,
totdat hij vaststelt dat zijn ongerechtigheid tot haat leidt.
4De woorden van zijn mond zijn onrecht en bedrog,
hij is ermee gestopt om inzicht te verwerven, om goed te doen.
5Hij bedenkt onrecht op zijn bed,
hij gaat staan op een weg die niet goed is.
Het kwaad verwerpt hij niet.
6 O HEERE, uw liefdevolle trouw reikt tot in de hemelen,
uw trouw tot aan de wolken.
7Uw gerechtigheid is als de bergen van God,
uw oordelen zijn als een grote bruisende watervloed.
De HEERE redt mens en dier.
8Hoe kostbaar is uw liefdevolle trouw, o GOD!
Daarom schuilen de mensenkinderen in de schaduw van uw vleugels.
9Zij worden overvloedig verzadigd met het vette van uw Huis,
uit een beek vol met uw heerlijkheden geeft U hen te drinken.
10Want bij U is de bron van het leven,
in uw licht zien wij het licht.
11Spreid uw liefdevolle trouw uit over hen die U kennen,
uw gerechtigheid over de oprechten van hart.
12Laat de voet van de hoogmoedigen niet over mij komen,
laat de hand van de boosdoeners mij niet doen ronddwalen.
13Daar zijn de bedrijvers van ongerechtigheid gevallen,
zij zijn neergestoten en kunnen niet meer opstaan.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.