1
19De opperpriesters en de schriftgeleerden hadden Hem graag op dat moment opgepakt, want ze begrepen dat Hij hen bedoelde met deze gelijkenis. Maar ze waren bang voor het volk.
Strikvraag over de belasting20 Mat 22:15-22 | Mar 12:13-17 Ze hielden Jezus scherp in de gaten en stuurden spionnen eropuit die zich als oprechte mensen voordeden. Ze hoopten Hem in zijn eigen woorden te verstrikken om Hem aan het gezag van de stadhouder te kunnen overleveren.
21Ze vroegen Hem: "Meester, we weten dat U recht in de leer bent en waarheidsgetrouw Gods weg onderwijst, ongeacht tot wie U spreekt.
22Wat vindt U, mogen we wel of niet aan de keizer belasting betalen?"
23Maar Jezus doorzag hun doortraptheid en antwoordde: "Waarom dagen jullie Mij uit?
24Laat Mij een munt zien. Van wie zijn de afbeelding en het opschrift erop?" Ze zeiden: "Van de keizer."
25Hij zei tegen hen: "Geef dan aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt."
26Ze konden Hem in het bijzijn van het volk op geen enkel woord vangen en verbijsterd over zijn antwoord zwegen ze.
Vraag naar de opstanding uit de dood27 Mat 22:23-33 | Mar 12:18-27 Er kwamen enkele Sadduceeërs naar Hem toe – Sadduceeërs ontkennen dat er een opstanding uit de dood is – en vroegen Hem:
28Deut 25:5-6 | Num 27:8-11"Meester, Mozes heeft ons voorgeschreven: 'Als een man een vrouw heeft en kinderloos sterft, moet zijn broer met de vrouw trouwen om nageslacht te verwekken voor zijn overleden broer.'
29Nu waren er zeven broers. De eerste trouwde een vrouw, maar stierf kinderloos.
30De tweede trouwde met haar, maar ook hij stierf kinderloos.
31De derde ook. Alle zeven deden dat en stierven kinderloos.
32Als laatste van allemaal stierf ook de vrouw.
33Wiens vrouw zal zij dan zijn bij de opstanding uit de dood? Alle zeven hebben haar immers tot vrouw gehad."
34Jezus antwoordde: "De mensen die bij deze wereld horen, huwen en worden ten huwelijk gegeven.
35Maar wie waardig bevonden worden deel te hebben aan de komende wereld en aan de opstanding uit de dood, huwen niet en worden niet ten huwelijk gegeven.
36Want ze kunnen ook niet meer sterven, omdat ze als de engelen zijn. Ze zijn kinderen van God, omdat ze deelhebben aan de opstanding.
37Ex 3:6Dat de doden zullen worden opgewekt heeft ook Mozes duidelijk gemaakt bij de doornstruik, waar hij de Heer 'de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jakob' noemde.
38God is geen God van doden, maar van levenden, want voor Hem leven ze allemaal."
39Enkele schriftgeleerden zeiden: "Meester, dat hebt U goed gezegd."
40En ze durfden Hem niets meer te vragen.
De Zoon van David41 Mat 22:41-46 | Mar 12:35-37 En Jezus vroeg hun: "Waarom wordt er gezegd dat de Christus de Zoon van David is?
42Ps 110:1David zegt zelf in het boek van de Psalmen: 'De Heer heeft tegen mijn Heer gezegd:
43Neem plaats aan mijn rechterhand, totdat Ik je vijanden als voetenbank onder je voeten heb gelegd.'
44David noemt Hem 'Heer'. Hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn?"
Waarschuwing tegen de schriftgeleerden45 Mat 23:1-12 | Mar 12:38-40 Ten aanhoren van de hele menigte zei Jezus tegen zijn leerlingen:
46"Kijk uit voor de schriftgeleerden, die graag in mooie gewaden rondlopen, die ervan houden op de markten gegroet te worden en in de synagogen en bij de maaltijden op de ereplaatsen te zitten,
47die de huizen van de weduwen verslinden en voor de schijn lange gebeden bidden. Zij zullen een zwaarder oordeel ontvangen!"
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.