2 SAMUEL 22 - De VensterBijbel(VB)

Een lied van David

1 1 Kro 16:7-36 | Ps 18 Toen de Heer David had gered uit de macht van al zijn vijanden en uit de macht van Saul, zong David voor de Heer het volgende lied:

2De Heer is mijn rots, mijn burcht, mijn Bevrijder.

3God is mijn rots, bij Hem zoek ik bescherming.

Mijn schild, kracht die mij redt, mijn vesting,

mijn schuilplaats en mijn Redder.

Van alle geweld hebt U mij gered.

4Ik riep de Heer aan,

die het waard is dat wij Hem prijzen,

en ik werd van mijn vijanden gered.

5De golven van de dood bedolven mij,

kolkende stromen joegen mij angst aan.

6Het dodenrijk had zijn touwen om mij heen geworpen,

de dood hield mij gevangen in zijn dodelijke strik.

7In mijn nood riep ik de Heer aan,

ik schreeuwde het uit tot mijn God.

Hij hoorde mijn stem vanuit zijn paleis,

mijn hulpgeroep bereikte zijn oren.

8Toen dreunde en beefde de aarde,

de hemel schudde op zijn grondvesten

omdat Hij in toorn ontstoken was.

9Rook steeg op uit zijn neus,

vernietigend vuur schoot uit zijn mond

en zette kolen in brand.

10Hij schoof de hemel open en daalde af,

duisternis was onder zijn voeten.

11Hij besteeg een cherub en vloog,

Hij werd gezien op de vleugels van de wind.

12Hij hulde Zich in duisternis als was het een tent,

hulde Zich in dichte regen en donkere wolken.

13Het licht dat van Hem afstraalde

zette kolen in brand.

14Vanuit de hemel liet de Heer de donder klinken,

de Allerhoogste sprak.

15Hij schoot zijn pijlen af, sloeg uiteen,

joeg hen angst aan met zijn bliksemschichten.

16De afgronden van de zee werden zichtbaar,

de fundamenten van de aarde werden blootgelegd

door de dreigende stem van de Heer,

door de briesende adem van zijn neus.

17Hij reikte uit de hoogte, greep mij vast,

trok mij op uit het kolkende water.

18Hij redde mij van mijn machtige vijand,

van mijn tegenstanders, die sterker waren dan ik.

19Ze vielen mij aan op de dag dat het onheil toesloeg,

maar de Heer was mij tot steun.

20Hij bevrijdde mij en gaf mij weer ruimte.

Hij redde mij, omdat Hij mij liefheeft.

21De Heer beloonde mijn onschuld,

gaf mij wat mij toekwam voor mijn zuivere handen.

22Want altijd ben ik op de weg van de Heer gebleven,

nooit heb ik mij in goddeloosheid van mijn God afgekeerd.

23Altijd hield ik al zijn wetten voor ogen,

nooit week ik van zijn voorschriften af.

24Ik leefde in oprechtheid bij Hem,

ik wachtte mij ervoor kwaad te doen.

25Ja, de Heer beloonde mij voor mijn onschuld,

voor de zuiverheid die Hij bij mij zag.

26Voor wie barmhartig is, bent U barmhartig,

aan wie trouw is, toont U uw trouw.

27Voor wie zuiver is, bent U zuiver,

maar wie kwaad doen, doet U kwaad.

28U redt de armen en verdrukten,

maar U keert Zich tegen wie hoogmoedig zijn

en U vernedert hen.

29U bent mijn lamp, Heer,

de Heer brengt licht in mijn duisternis.

30Met U ren ik op een legerbende af,

met mijn God spring ik over een muur.

31Gods weg is volmaakt,

alle woorden van de Heer zijn zuiver.

Hij is een schild voor ieder die op Hem vertrouwt.

32Want is er een andere god dan de Heer?

Is er een rots buiten onze God?

33God is mijn vesting, mijn kracht,

Hij heeft voor mij volledig de weg gebaand.

34Hij maakt mijn voeten als die van een hinde,

zelfs op de hoogste toppen doet Hij mij stevig staan.

35Hij oefent mijn handen voor de strijd,

leert mijn armen een koperen boog te spannen.

36U was het schild dat mij redde,

in uw vriendelijkheid maakte U mij groot.

37U hebt voor mijn voeten de weg gebaand,

mijn enkels wankelden niet.

38Ik achtervolgde mijn vijanden en vaagde hen weg,

ik keerde niet terug voor ik hen vernietigd had.

39Ik vernietigde hen en verpletterde hen.

Ze stonden niet meer op:

dood vielen ze neer aan mijn voeten.

40Want U omgordde mij met kracht in de strijd.

Wie tegen mij in opstand kwamen,

dwong U voor mij te buigen.

41U joeg mijn vijanden op de vlucht,

al mijn tegenstanders kon ik doden.

42Ze hoopten op hulp, maar er kwam geen redder.

Ze riepen tot de Heer, maar Hij antwoordde niet.

43Toen verpulverde ik hen als stof op de grond,

vertrapte hen als slijk in de straten.

44U hebt mij gered toen mijn volk in opstand kwam.

U hebt mij bewaard om hoofd te zijn over de volken.

Een mij onbekend volk onderwierp zich aan mij.

45Vreemden onderwierpen zich uit vrees onderdanig,

zodra ze van mij hoorden, gehoorzaamden ze mij,

46vreemdelingen beefden van angst

en kwamen sidderend uit hun burchten.

47De Heer leeft! Geprezen is mijn rots!

Alle eer is voor God, de rots die mij redt!

48Hij is de God die mij volkomen vergelding geeft,

de volken aan mij onderwerpt

49en mij van mijn vijanden verlost.

U geeft mij de overwinning op mijn belagers,

U redt mij van wie mij kwaad wil doen.

50Daarom wil ik U prijzen, Heer, onder de volken,

uw naam in mijn liederen bezingen.

51Hij redt zijn koning op machtige wijze,

Hij betoont zijn liefde aan zijn gezalfde,

aan David en zijn nageslacht, in eeuwigheid.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help