1Een gedicht van David. Voor de koorleider. Op de wijs van: 'Vernietig niet'.
2Jullie die rechters zijn, zijn jullie werkelijk rechtvaardig?
Is jullie oordeel over de mensen zuiver?
3Nee, jullie beramen onrecht in jullie hart,
jullie handen delen geweld uit op de aarde.
4Die goddelozen zijn al ontaard vanaf de moederschoot,
die leugenaars dwalen al sinds hun geboorte.
5Ze zitten vol gif, zo giftig als dat van een adder,
ze zijn zo doof als een slang die zijn oren sluit
6voor de stem van de bezweerder,
hoe bedreven deze ook zijn bezweringen doet.
7God, breek hun de tanden uit de mond,
breek de hoektanden van die leeuwen, Heer.
8Laat hen verdwijnen als wegstromend water,
laat de pijlen die ze aanleggen breken op de boog.
9Laat hen vergaan als een slak die wegsmelt,
laat hen als een misgeboorte het zonlicht niet zien.
10Nog voordat je potten de hitte van de doorntakken voelen,
zowel groen als verbrand,
stormt Hij hen weg.
11De rechtvaardige zal zich verheugen
als hij de vergelding aan de goddelozen ziet;
hij zal door hun bloed kunnen waden.
12Men zal zeggen: "Er is dus toch loon voor de rechtvaardige.
Er is dus toch een God die rechtspreekt op aarde!"
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.