1Toen zei Bildad uit Suach:
2Wanneer komt er een eind aan je woordenstroom?
Denk eerst eens na, daarna kunnen we praten.
3Waarom worden we behandeld als dom vee
en zijn we vreselijk dom in jouw ogen?
4Je wordt verscheurd door je eigen woede.
Moet voor jou de wereld verlaten worden?
Moeten voor jou rotsen worden verplaatst?
5Ja, het licht van de goddeloze zal worden gedoofd,
de vlam van zijn vuur zal niet langer licht geven.
6In zijn woning zal het donker worden,
het licht om hem heen zal worden gedoofd.
7Zijn vaste tred zal onzeker worden,
zijn eigen plannen brengen hem te val:
8zijn eigen voeten leiden hem het vangnet in,
ze raken verstrikt in de mazen.
9Een val sluit zich rond zijn hiel
en de strik houdt hem vast.
10Een touw ligt voor hem in de aarde verborgen,
valstrikken liggen klaar op zijn pad.
11Aan alle kanten loeren verschrikkingen op hem,
ze jagen zijn voeten voort.
12Zijn krachten verzwakken door de honger,
de ellende wijkt niet van zijn zijde.
13De eerstgeborene van de dood vreet zijn huid weg,
vreet aan zijn armen en benen.
14Hij wordt weggerukt uit zijn veilige woning
en voorgeleid aan de koning der verschrikkingen.
15Verwoesting zal wonen in zijn huis dat niet meer van hem is,
zijn woning zal met zwavel worden bestrooid.
16Van onderen zullen zijn wortels verdorren,
van boven worden zijn takken afgekapt.
17De herinnering aan hem zal van de aarde verdwijnen,
niemand op straat kent nog zijn naam.
18Hij wordt van het licht de duisternis in gedreven,
uit deze wereld weggevaagd.
19Geen zoon of neef zal hij nog hebben,
van zijn familie blijft niemand over.
20Wie na hem komen, zullen geschokt zijn,
wie hem overleven, zullen huiveren van ontzetting:
21zo gaat het met de woning van een mens die slecht is,
met de plaats van iemand die God niet kent.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.