1Een psalm van David voor de inwijding van de tempel.
2Ik wil U bejubelen, Heer,
want U hebt mij opgetrokken uit de put,
U gunde mijn vijanden geen vreugde over mij.
3Mijn Heer God, ik riep tot U
en U hebt mij genezen.
4 Heer, U hebt mij uit het dodenrijk opgehaald,
mijn leven bewaard, mij gered van het graf.
5Zing voor de Heer, jullie die Hem zijn toegewijd,
en loof zijn heilige naam.
6Zijn toorn duurt slechts een ogenblik,
maar zijn liefde een leven lang;
's avonds is er nog verdriet,
maar 's morgens is er weer gejuich.
7Toen het mij goed ging, dacht ik zorgeloos:
"Ik zal nooit wankelen."
8Dankzij uw liefde, Heer,
stond ik zo stevig als een berg.
Maar toen U uw gelaat voor mij verborg,
werd ik door vrees overvallen.
9Ik riep tot U, Heer,
ik smeekte de Heer om genade:
10"Wat wint U ermee als ik sterf,
als ik afdaal in het graf?
Zal het stof U soms prijzen,
zal het getuigen van uw trouw?
11Hoor mij, Heer, wees mij genadig,
Heer, kom mij toch te hulp."
12U hebt mijn rouwklacht in een vreugdedans veranderd,
U hebt mijn rouwkleed weggedaan, mij met blijdschap bekleed.
13Nu zal ik voor U zingen, ik zal niet zwijgen,
mijn Heer God, U zal ik prijzen in eeuwigheid.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.