2 KRONIEKEN 16 - De VensterBijbel(VB)

Asa vraagt Aram om hulp in de strijd tegen Israël

1 1 Kon 15:16-24 In het 36ste regeringsjaar van Asa trok koning Baësa van Israël ten strijde tegen Juda en versterkte hij Rama, om alle verkeer van en naar koning Asa van Juda te verhinderen.

2Daarop haalde Asa het zilver en goud uit de schatkamers van het huis van de Heer en uit het koninklijk paleis en liet het naar koning Benhadad van Aram brengen, die in Damaskus woonde, met de boodschap:

3"Er bestaat een verbond tussen u en mij, gesloten door uw vader en mijn vader. Bij deze zend ik u zilver en goud. Verbreek toch uw verbond met koning Baësa van Israël, zodat hij van mij wegtrekt."

4Benhadad gaf gehoor aan het verzoek van koning Asa en liet zijn legeraanvoerders optrekken naar de steden van Israël. Ze veroverden Ijon, Dan, Abel-Bet-Maächa en al de voorraadsteden in Naftali.

5Zodra Baësa dat hoorde, zag hij ervan af Rama verder te versterken en staakte het werk.

6Vervolgens liet koning Asa heel Juda oproepen en liet hen de stenen en het hout ophalen waarmee Baësa Rama had versterkt. Daarmee versterkte hij Geba en Mizpa.

7In diezelfde tijd kwam de ziener Hanani naar koning Asa van Juda en zei tegen hem: "Omdat u gesteund hebt op de koning van Aram, en niet hebt vertrouwd op uw Heer God, is het leger van de koning van Aram aan u ontkomen.

8Hadden de Kushieten en Libiërs niet een enorm leger met grote aantallen strijdwagens en ruiters? Maar omdat u op de Heer vertrouwde, gaf Hij hen in uw macht.

9Want de ogen van de Heer gaan de hele aarde over, om de mensen die Hem met hart en ziel zijn toegewijd krachtig bij te staan. Maar nu hebt u een grote dwaasheid begaan. Voortaan zullen er oorlogen tegen u gevoerd worden."

10Asa werd kwaad op de ziener en liet hem in de gevangenis zetten, uit woede over zijn woorden. Ook onderdrukte Asa in die tijd mensen van het volk.

11Het overige van de regering van Asa, vanaf het begin van zijn regering tot aan het eind daarvan, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Juda en Israël.

12In het 39ste jaar van zijn regering werd Asa ziek aan zijn voeten. En hoewel hij zwaar ziek werd, zocht hij geen hulp bij de Heer voor zijn ziekte, maar bij artsen.

13Zo ging Asa bij zijn voorouders te ruste in het 41ste jaar van zijn regering

14en hij werd bijgezet in het graf dat hij voor zich in de Davidsstad had laten uithouwen. Ze legden hem neer op een bed dat men had gevuld met een mengsel van specerijen en kruiden, vakkundig bereid door de zalfmakers, en er werd voor hem een zeer groot gedenkvuur ontstoken.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help