1 KONINGEN 22 - De VensterBijbel(VB)

Strijd van Achab en Josafat tegen Aram

1 De dood van koning Achab

29 2 Kro 18:28—19:3 Zo trok de koning van Israël met koning Josafat van Juda ten strijde tegen Ramot in Gilead.

30De koning van Israël zei tegen Josafat: "Ik zal me eerst vermommen voor ik me in de strijd begeef, maar houdt u uw eigen gewaad aan." Zo vermomde de koning van Israël zich en begaf zich in de strijd.

31De koning van Aram had de 32 aanvoerders van zijn strijdwagens bevolen: "Ga niet de strijd aan met de gewone soldaten en hun aanvoerders, maar richt je uitsluitend op de koning van Israël."

32Zodra de aanvoerders van de strijdwagens Josafat zagen, dachten ze: "Dat is beslist de koning van Israël!" en wilden hem aanvallen.

33Maar Josafat begon te roepen. Toen de aanvoerders van de strijdwagens merkten dat hij niet de koning van Israël was, lieten ze hem met rust.

34Maar een van de boogschutters spande zijn boog en nietsvermoedend trof hij de koning van Israël tussen de platen van zijn pantser. De koning zei tegen zijn wagenmenner: "Keer de wagen en breng mij weg uit de strijd, want ik ben zwaargewond."

35Die dag laaide de strijd hoog op. Daarom werd de koning in zijn wagen overeind gehouden tegenover de Arameeërs, maar 's avonds stierf hij. De bak van zijn strijdwagen stond vol met het bloed dat uit de wond gestroomd was.

36Toen de zon onderging werd in het legerkamp omgeroepen: "Iedereen terug naar zijn stad, iedereen terug naar huis!"

37Zo stierf de koning en hij werd naar Samaria overgebracht. Daar werd de koning begraven.

38Toen in Samaria de wagen werd schoongespoeld in de vijver waar de hoeren zich wasten, likten de honden zijn bloed op, zoals de Heer gezegd had.

39Het overige van de regering van Achab, met al zijn daden, het ivoren huis dat hij heeft gebouwd en alle steden die hij versterkt heeft, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël.

40Zo ging Achab bij zijn voorouders te ruste en zijn zoon Ahazia volgde hem als koning op.

Josafat, koning van Juda

41 2 Kro 17—20 Josafat, de zoon van Asa, werd koning van Juda in het vierde regeringsjaar van koning Achab van Israël.

42Josafat was 35 jaar toen hij koning werd en regeerde 25 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Azuba, ze was een dochter van Silchi.

43Hij bewandelde dezelfde weg als zijn vader Asa en week daar niet van af: hij deed wat goed is in de ogen van de Heer.

44De offerhoogten werden echter niet afgebroken en het volk bleef daar offers verbranden.

45En Josafat sloot vrede met de koning van Israël.

46Het overige van de regering van Josafat, met de overwinningen die hij behaald heeft en de oorlogen die hij heeft gevoerd, staat opgetekend in de kronieken van de koningen van Juda.

47Hij deed uit het land de jonge mannen weg die aan tempelprostitutie waren gewijd en die waren overgebleven uit de tijd van zijn vader Asa.

48Edom had in die tijd geen koning, maar er heerste een stadhouder.

49Josafat bouwde Tarsisschepen om in Ofir goud te gaan halen, maar ze voeren niet uit, want ze braken in stukken bij Ezeon-Geber.

50Ahazia, de zoon van Achab, had tegen Josafat gezegd: "Laat op uw schepen ook mannen van mij meegaan." Maar Josafat wilde dat niet.

51Josafat ging bij zijn voorouders te ruste en werd bijgezet bij zijn voorouders in de Davidsstad. Zijn zoon Joram volgde hem als koning op.

Ahazia wordt koning van Israël

52Ahazia, de zoon van Achab, werd in Samaria koning van Israël in het 17e regeringsjaar van koning Josafat van Juda. Hij regeerde twee jaar over Israël.

53Hij deed wat kwaad is in de ogen van de Heer, want hij bewandelde dezelfde weg als zijn vader en moeder, en dezelfde weg als Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël tot zonde had aangezet.

54Hij aanbad en diende Baäl. Daarmee wekte hij de toorn op van de Heer, de God van Israël, precies zoals zijn vader had gedaan.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help