1Een psalm van David.
De aarde is van de Heer, met alles wat daar is,
de wereld en al haar bewoners,
2want Hij heeft de aarde op de zeeën gegrondvest,
haar op de stromen gevestigd.
3Wie mag de berg van de Heer beklimmen?
Wie mag staan in zijn heilige plaats?
4Wie reine handen en een zuiver hart heeft,
zich niet richt op bedrieglijke dingen
en geen valse eden zweert.
5Hij zal de zegen van de Heer ontvangen,
zijn recht krijgen van de God die hem redt.
6Hij behoort tot degenen die naar Hem vragen
en die zoeken naar uw tegenwoordigheid;
hij behoort tot Jakob. (Sela)
7Hef je hoofd op, poorten,
richt je op, aloude deuren,
opdat de Koning der heerlijkheid binnen kan gaan.
8Wie is deze Koning der heerlijkheid?
Het is de Heer, sterk en machtig,
de Heer, machtig in de strijd.
9Hef je hoofd op, poorten,
richt je op, aloude deuren,
opdat de Koning der heerlijkheid binnen kan gaan.
10Wie is Hij, deze Koning der heerlijkheid?
De Heer van de hemellegers,
Hij is de Koning der heerlijkheid.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.