1 Jak 4:14a Snoef niet over de dag van morgen,
want je weet niet wat die dag brengen zal.
2Laat een ander jou prijzen, niet je eigen mond,
laat een onbekende dat doen, niet je eigen lippen.
3Een steen is zwaar en zand weegt veel,
maar de ergernis over een dwaas drukt nog zwaarder.
4Boosheid is wreed en woede overweldigend,
maar wie is tegen afgunst bestand?
5Een openlijke terechtwijzing is beter
dan liefde die verborgen blijft.
6De wonden die een vriend slaat, komen voort uit trouw,
maar talrijk zijn de kussen van een vijand.
7Wie verzadigd is, vertrapt de honing,
maar voor wie honger heeft is al het bittere zoet.
8Als een vogel die ver van zijn nest rondzwerft:
zo is een man die rondzwerft ver van huis.
9Olie en reukwerk verheugen het hart,
evenals een goede vriend, omdat hij goede raad geeft.
10Laat je vriend en de vriend van je vader niet in de steek,
ga niet naar het huis van je broer op de dag dat onheil je treft;
een vriend dichtbij is beter dan een broer ver weg.
11Wees wijs, mijn zoon, dan verheug je mijn hart
en heb ik een weerwoord aan wie mij bespotten.
12Een verstandig mens ziet het gevaar en bergt zich,
maar onverstandigen gaan hun gang en moeten boeten.
13Is iemand borg gaan staan voor een vreemde?
Neem hem zijn mantel af, als onderpand voor een lichtzinnige vrouw.
14Als iemand zijn vriend 's morgens vroeg luidruchtig groet,
wordt hem dat toegerekend als een vervloeking.
15Als een druppelend lek wanneer het regent:
zo is een vrouw die altijd ruzie zoekt.
16Wie probeert haar te bedwingen,
kan net zo goed proberen de wind te bedwingen,
of de geur te bedwingen van parfum aan zijn hand.
17Zoals men ijzer met ijzer scherpt,
zo scherpt de ene mens de andere.
18Wie de vijgenboom verzorgt, zal de vruchten eten.
Wie voor zijn heer zorgt, zal waardering krijgen.
19Zoals water het gezicht weerspiegelt,
zo weerspiegelt het hart de mens.
20De dood en het dodenrijk raken nooit verzadigd;
net zo hebben de ogen van een mens nooit genoeg.
21De smeltkroes toetst het zilver, de oven het goud;
net zo is faam de toets voor de mens.
22Al leg je de dwaas in een vijzel
en stamp je hem met het graan,
zijn dwaasheid gaat er niet uit.
23Let op het welzijn van je schapen,
zorg goed voor je kudden vee,
24want rijkdom duurt niet eeuwig,
en een kroon gaat niet altijd door op de volgende generatie.
25Wanneer het jonge gras uitloopt, het groen uitspruit
en je het hooi inzamelt in de bergen,
26zullen je schapen je voorzien van kleding,
en zul je met de bokken een akker kopen.
27Ook zul je geitenmelk in overvloed hebben
voor jezelf, je gezin en het levensonderhoud van je slavinnen.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.