1"Zie, de Heer, de Heer van de hemellegers, zal uit Jeruzalem en Juda elke stok en staf waarop men steunt wegnemen: de steun van het brood en van het water,
2de krijgsheld en de weerbare man, de rechter en de profeet, de waarzegger en de oudste,
3de aanvoerder over vijftig en de man van aanzien, de raadsman, de kundige ambachtsman en de bezweerder.
4En Ik zal jongens aanstellen als hun leiders, kinderen zullen over hen heersen!3:4 vgl Pred 10:16a
5Onder het volk zal men zich tegen elkaar keren, de een tegen de ander, ieder tegen zijn naaste. Jongeren zullen de ouderen bedreigen, het gewone volk de mannen van aanzien.
6Iemand zal een van zijn broers aanklampen en zeggen: 'Jij hebt een mantel, kom, wees onze leider en breng orde in deze chaos!'
7Maar deze zal dan afwerend zijn hand opsteken en zeggen: 'Ik kan dit niet herstellen! Ik heb niet eens eten of kleding in huis! Stel mij niet aan als leider van het volk!'
8Want Jeruzalem is gestruikeld en Juda is ten val gekomen, doordat ze met hun woorden en hun daden tegen de Heer in gaan. Ze tarten Hem in zijn gezicht.
9Hun gelaatsuitdrukking getuigt tegen hen, en openlijk spreken ze over hun zonden, zoals Sodom. Ze verbergen niets. Wee hun, ze spelen met hun leven, want ze doen zichzelf kwaad.
10Zeg tegen de rechtvaardige dat het hem goed zal gaan, dat hij van zijn daden de vruchten zal plukken.
11Maar wee de goddeloze, hem zal het slecht vergaan, want ook hij zal beloond worden naar zijn daden!
12Kinderen onderdrukken mijn volk, het wordt overheerst door vrouwen. Mijn volk, je leiders misleiden je, ze hebben de weg die je gaat in een dwaalweg veranderd.
13De Heer heeft zijn rechtsgeding voorbereid, Hij staat klaar om recht te spreken over de volken.
14De Heer voert zijn rechtsgeding tegen de oudsten en de leiders van zijn volk, want jullie hebben deze wijngaard verwoest, jullie huizen zijn gevuld met wat jullie geroofd hebben van de armen.
15Hoe wagen jullie het mijn volk te verpletteren, de armen te vertrappen? zegt de Heer, de Heer van de hemellegers.
16Verder zegt de Heer: Omdat de dochters van Sion trots zijn geworden en met hun neus in de lucht en met lonkende ogen heupwiegend rondtrippelen, rinkelend met hun enkelbanden,
17zal de Heer hun hoofdhuid schurftig maken en hen naakt uitkleden.
18In die tijd zal de Heer hun alles afnemen waarmee ze zich sierden: hun enkelbanden, haarbanden, maantjes,
19oorringen, armbanden, hoofddoeken,
20hoofdsieraden, voetenkettinkjes, gordels, parfumflesjes, amuletten,
21vingerringen, neusringen,
22feestkleren, tunieken, mantels, buideltjes,
23spiegeltjes, fijn-linnen onderkleding, bovenkleding en omslagdoeken.
24In plaats van parfum zal er stank zijn, in plaats van een gordel een touw, in plaats van haarvlechten kaalheid, in plaats van een pronkgewaad een rouwkleed, in plaats van schoonheid een brandmerk.
25Je mannen zullen vallen door het zwaard, je krijgshelden zullen sneuvelen in de strijd.
26Je poorten zullen treuren en rouwen, en geheel beroofd zul je op de grond zitten.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.