1 Mar 7:1-23 Er kwamen enkele schriftgeleerden en Farizeeërs uit Jeruzalem naar Jezus toe. Ze vroegen Hem:
2"Waarom overtreden uw leerlingen de tradities van onze voorouders? Want ze wassen hun handen niet wanneer ze gaan eten."
3Maar Hij antwoordde: "Waarom overtreden jullie het gebod van God met jullie traditie?
4Ex 20:12 | Ex 21:17Want God heeft geboden: 'Jullie moeten respect tonen voor je vader en moeder' en: 'Wie zijn vader of moeder vervloekt, moet ter dood gebracht worden.'
5Maar jullie zeggen: 'Als iemand tegen zijn vader of moeder zegt dat hij hetgeen waarmee hij hen had kunnen ondersteunen aan de tempel schenkt, dan is het in orde en hoeft hij zijn ouders geen respect te betonen.'15:5 vgl Spr 28:24
6Zo hebben jullie Gods gebod ontkracht met jullie traditie.
7Huichelaars, terecht profeteerde Jesaja over jullie:
8Jes 29:13'Dit volk nadert Mij met hun mond en eert Mij met hun lippen, maar hun hart is ver bij Mij vandaan.
9Tevergeefs eren ze Mij, omdat het onderricht dat zij geven bestaat uit menselijke voorschriften.' "
10Hij riep de menigte bij Zich en zei tegen hen: "Luister en zorg dat jullie het begrijpen:
11niet wat zijn mond ingaat maakt een mens onrein, maar wat zijn mond uitgaat, dát maakt een mens onrein."
12Zijn leerlingen kwamen naar Hem toe en zeiden tegen Hem: "Weet U wel dat de Farizeeërs zich ergerden aan uw woorden?"
13Hij antwoordde: "Elke plant die niet door mijn hemelse Vader geplant is, zal worden uitgetrokken.
14Let niet op hen, zij zijn blinde leiders van blinden. Als een blinde een blinde leidt, zullen ze allebei in een put vallen."
15Petrus antwoordde: "Heer, wilt U ons deze gelijkenis uitleggen?"
16Maar Jezus zei: "Zijn ook jullie dan nog steeds zo vol onbegrip?
17Begrijpen jullie niet dat alles wat de mond ingaat, in de buik komt en vervolgens in de beerput verdwijnt?
18Maar de dingen die de mond uitkomen, komen uit het hart en die maken een mens onrein.
19Want uit het hart komen slechte gedachten, moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen en laster.
20Dat zijn de dingen die een mens onrein maken. Maar van het eten met ongewassen handen wordt een mens niet onrein."
De vrouw uit Tyrus21 Mar 7:24-30 Jezus vertrok daar en ging naar de streek van Tyrus en Sidon.
22Daar kwam een Kananese vrouw uit dat gebied naar Hem toe en riep: "Heer, Zoon van David, heb medelijden met mij! Mijn dochter is in de macht van een demon en ze is er vreselijk aan toe!"
23Maar Hij antwoordde haar geen woord. Zijn leerlingen kwamen naar Hem toe en vroegen Hem: "Heer, stuur haar toch weg, want ze blijft maar achter ons aan lopen roepen."
24Jezus antwoordde: "Ik ben alleen naar de verloren schapen van het huis van Israël gezonden."
25Maar ze kwam dichterbij, wierp zich voor Hem neer en zei: "Heer, help mij!"
26Maar Hij antwoordde: "Het is niet goed om het brood dat voor de kinderen is, aan de hondjes te voeren."
27Daarop zei ze: "Ja, Heer, maar de hondjes eten toch ook de kruimels op die van de tafel van hun meesters vallen?"
28Toen antwoordde Jezus haar: "Vrouw, wat heb jij een groot geloof! Waar je om gevraagd hebt zal gebeuren." Vanaf dat moment was haar dochter gezond.
Tweede wonder van brood en vis29 Mar 8:1-10 Jezus vertrok daar en kwam bij het meer van Galilea. Daar klom Hij de berg op en ging zitten.
30Er kwamen grote menigten naar Hem toe. Ze brachten kreupelen, blinden, verlamden, mensen die niet konden spreken en vele anderen. Ze legden hen aan Jezus' voeten neer en Hij genas hen.
31De menigte was verbijsterd toen ze zagen dat mensen die niet spreken konden, gingen spreken, dat verlamden gezond werden, kreupelen gingen lopen en blinden gingen zien, en ze maakten de God van Israël groot.
32Jezus riep zijn leerlingen bij Zich en zei: "Ik heb medelijden met de menigte, want ze zijn nu al drie dagen bij Mij en hebben niets te eten. Maar Ik wil hen niet met een lege maag wegsturen, want ze zouden onderweg nog bezwijken."
33Zijn leerlingen zeiden tegen Hem: "Hoe kunnen we in deze eenzame streek aan voldoende eten komen voor zo'n grote menigte?"
34Jezus vroeg hun: "Hoeveel broden hebben jullie?" Ze zeiden: "Zeven, en een paar visjes."
35Daarop gebood Hij de menigte op de grond te gaan zitten.
36Hij nam de zeven broden en de vissen, sprak een dankgebed uit, brak ze en gaf ze aan zijn leerlingen, die ze uitdeelden aan de menigte.
37Allen aten tot ze verzadigd waren. De overgebleven brokken werden verzameld: zeven korven vol.
38Het waren ongeveer vierduizend man die gegeten hadden, de vrouwen en kinderen niet meegerekend.
39Nadat Hij de menigte had weggestuurd, stapte Hij in de boot en voer naar de streek van Magdala.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.