1Een psalm van David.
Ik roep tot U, Heer, mijn rots,
houd U niet doof voor mij!
Want als U tegen mij blijft zwijgen,
ben ik gelijk aan de doden in het graf.
2Hoor mij tot U roepen en smeken,
wanneer ik mijn handen ophef
naar de ontmoetingsplaats28:2 vgl Ex 25:22 | 2 Kro 5:7 in uw heiligdom.
3Ruk mij niet weg met de goddelozen,
met hen die onrecht doen,
die wel vriendelijk spreken tegen hun naasten
maar in hun hart zinnen op kwaad.
4Geef hun wat hun toekomt voor hun daden,
vergeld hun de wandaden die ze begaan.
Zet hun alles wat ze doen betaald!
5Ze schenken geen aandacht aan de daden van de Heer,
aan het werk van zijn handen.
Daarom zal Hij hen afbreken, niet opbouwen.
6Geprezen is de Heer,
want Hij heeft mijn bidden en smeken verhoord.
7De Heer is mijn kracht en mijn schild,
mijn hart vertrouwde op Hem en Hij heeft mij geholpen.
Daarom juicht mijn hart van blijdschap
en zal ik Hem prijzen met mijn lied.
8De Heer sterkt zijn volk,
Hij is de kracht die zijn gezalfde zal redden.
9Bevrijd uw volk en zegen uw land,
wees hun Herder en draag hen voor eeuwig.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.