1
16Ze hadden het er met elkaar over dat ze geen brood hadden.
17Jezus wist dat en zei: "Waarom hebben jullie het er met elkaar over dat jullie geen brood hebben? Zien jullie het dan niet? Begrijpen jullie het nog steeds niet? Hebben jullie nog steeds een hard hart?
18Jer 5:21Jullie hebben toch ogen? Waarom zien jullie dan niet? Jullie hebben toch oren? Waarom horen jullie dan niet?
19Weten jullie niet meer wat er gebeurde toen Ik de vijf broden brak voor de vijfduizend? Hoeveel manden vol brokken verzamelden jullie?" Ze antwoordden: "Twaalf."
20"En toen Ik de zeven broden brak voor de vierduizend? Hoeveel korven vol brokken hadden jullie toen verzameld?"
21En ze zeiden: "Zeven." En Hij zei tegen hen: "Waarom begrijpen jullie het niet?"
Genezing van een blinde22Jezus kwam bij Betsaïda. Daar brachten ze een blinde bij Hem en smeekten Jezus hem aan te raken.
23Hij nam de blinde bij de hand en bracht hem het dorp uit. Vervolgens spuugde Hij in zijn ogen, legde hem de handen op en vroeg hem of hij iets zag.
24De man keek op en zei: "Ik zie de mensen, want ik zie ze als bomen die lopen."
25Jezus legde opnieuw zijn handen op de ogen van de man en liet hem weer kijken. Toen was hij gezond en zag hij alles duidelijk.
26Jezus stuurde hem naar huis en zei: "Ga het dorp niet in en vertel het aan niemand in het dorp."
Petrus begrijpt wie Jezus is27 Mat 16:13-20 | Luk 9:18-21 Jezus vertrok met zijn leerlingen naar de dorpen rond Cesarea Filippi. Onderweg vroeg Hij zijn leerlingen: "Wat zeggen de mensen over Mij? Wie ben Ik volgens hen?"
28Ze antwoordden: "Johannes de Doper. Of volgens anderen Elia,8:28 zie Mal 4:5 en volgens weer anderen een van de profeten."
29Hij vroeg hun: "En jullie? Wie ben Ik volgens jullie?" Petrus antwoordde Hem: "U bent de Christus."
30En Hij gebood hun met klem om dit tegen niemand te zeggen.
Jezus kondigt zijn dood aan31 Mat 16:21-23 | Luk 9:22 Jezus begon hun uit te leggen dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden, dat Hij verworpen moest worden door de oudsten, de opperpriesters en de schriftgeleerden, dat Hij gedood moest worden en dat Hij na drie dagen zou opstaan.
32Hij sprak hier vrijuit over. Daarop nam Petrus Hem apart en begon Hem terecht te wijzen.
33Maar Jezus draaide Zich om, keek zijn leerlingen aan en berispte Petrus: "Ga weg achter mij, satan, want jij bent niet uit op de dingen van God, maar op die van de mensen."
Jezus volgen34 Mat 10:37-39 | Luk 9:23-25 Jezus riep de menigte en zijn leerlingen bij Zich en zei tegen hen: "Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.
35Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het goede nieuws, zal zijn leven redden.
36Want wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld zou verkrijgen, maar zijn leven verliest?
37Ps 49:7-8En wat kan een mens geven in ruil voor zijn leven?
38Als iemand van dit ontrouwe en zondige geslacht niets van Mij en mijn woorden wil weten, zal de Mensenzoon ook niets van hém willen weten wanneer Hij, bekleed met de heerlijkheid van zijn Vader, komt met de heilige engelen."
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.