1Wee den gerusten te Sion, en den zekeren op den berg van Samaria! die de voornaamste zijn van de Ex. 19:5. Jer. 2:3.eerstelingen der volken, en tot dewelke die van het huis Israëls komen.
2Gaat over naar Kalné, en ziet toe; en gaat van daar naar Hamath, de grote stad, en trekt af naar Gath der Filistijnen; of zij beter zijn dan deze koninkrijken, of hun landpale groter dan uw landpale?
3Gij, die den Amos 5:18.bozen dag Ezech. 12:27.verre stelt, en den stoel des gewelds nabij brengt.
4Die daar liggen op elpenbenen bedsteden, en weelderig zijn op hun koetsen, en eten de lammeren van de kudde, en de kalveren uit het midden van den meststal.
5Die op het geklank der Jes. 5:12.luit kwinkeleren, en bedenken zichzelven instrumenten der muziek, gelijk David;
6Die wijn uit schalen Jes. 5:11.drinken, en zich zalven met de voortreffelijkste olie, maar Jes. 5:12.bekommeren zich niet over de verbreking van Jozef.
7Daarom zullen zij nu gevankelijk henengaan onder de voorsten, die in Jes. 5:13.gevangenis gaan; en het banket dergenen, die weelderig zijn, zal wegwijken.
8De Heere HEERE heeft gezworen bij Zichzelf (spreekt de HEERE, de God der heirscharen): Ik heb een gruwel van Jakobs hovaardij, en Ik haat zijn paleizen; daarom zal Ik de stad en haar volheid overleveren.
9En het zal geschieden, zo er tien mannen in enig huis zullen overgelaten zijn, dat zij sterven zullen.
10En de naaste vriend zal een iegelijk van die opnemen, of die hem verbrandt, om de beenderen uit het huis uit te brengen, en zal zeggen tot dien, die binnen de zijden van het huis is: Zijn er nog meer bij u? En hij zal zeggen: Niemand. Dan zal hij zeggen: Zwijg! want zij waren niet om des HEEREN Naam te vermelden.
11Want ziet, de HEERE geeft bevel, en Hij zal het grote huis slaan met inwatering, en het kleine huis met spleten.
12Zullen ook paarden rennen op een steenrots? Zal men ook daarop met runderen ploegen? Want gijlieden hebt het recht in gal verkeerd, en de vrucht der gerechtigheid in Amos 5:7.alsem.
13Gij, die blijde zijt over een nietig ding; gij, die zegt: Hebben wij ons niet door onze sterkte hoornen verkregen?
14Want ziet, Ik zal over ulieden, o huis Israëls! een volk verwekken, spreekt de HEERE, de God der heirscharen; die zullen ulieden drukken, van daar men komt te Hamath, tot aan de beek der wildernis.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.