1Komt, laat ons den HEERE vrolijk zingen; laat ons juichen den Rotssteen onzes heils.
2Laat ons Zijn aangezicht tegemoet gaan met lof; laat ons Hem juichen met psalmen.
3Want de HEERE is een groot God; ja, een groot Koning boven alle goden;
4 Job 26:6. In Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten der bergen zijn Zijne;
5Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt; en Zijn handen hebben het droge geformeerd.
6Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft.
7 Ps. 100:3. Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Hebr. 3:7.Heden, zo gij Zijn stem hoort,
8Verhardt uw hart niet, Ex. 17:7. Num. 20:1, 3, 13. Deut. 6:16.gelijk te Meríba, gelijk ten dage van Massa in de woestijn;
9Waar Mij uw vaders verzochten, Hebr. 3:9.Mij beproefden, ook Mijn werk zagen.
10 Hebr. 3:17. Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet.
11Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan!
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.