PSALMEN 75 - States General Version (edition Jongbloed 1995)(SVV)

Danklied voor de genadige verandering in Israël

1Voor den opperzangmeester, Altáscheth; een psalm, een lied, voor Asaf.

2Wij loven U, o God; wij loven, dat Uw Naam nabij is; men vertelt Uw wonderen.

3Als ik het bestemde ambt zal ontvangen hebben, zo zal ik gans recht richten.

4Het land en al zijn inwoners waren versmolten; maar ik heb zijn pilaren vastgemaakt. Sela.

5Ik heb gezegd tot de onzinnigen: Weest niet onzinnig; en tot de goddelozen: Verhoogt den hoorn niet.

6Verhoogt uw hoorn niet omhoog; spreekt niet met stijven hals.

7Want het verhogen komt niet uit het oosten, noch uit het westen, noch uit de woestijn;

8Maar God is Rechter; Hij vernedert dezen, en verhoogt genen.

9Want in des HEEREN hand is een beker, en de wijn is beroerd, vol van mengeling, en Hij schenkt daaruit; doch alle goddelozen der aarde zullen zijn droesemen uitzuigende drinken.

10En ik zal het in eeuwigheid verkondigen; ik zal den God Jakobs psalmzingen.

11En ik zal alle hoornen der goddelozen afhouwen; de hoornen des rechtvaardigen zullen verhoogd worden.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help