1 KRONIEKEN 3 - States General Version (edition Jongbloed 1995)(SVV)

Nakomelingen van David

1Dezen nu waren de kinderen van David, die 2 Sam. 3:2 enz.hem te Hebron geboren zijn: de eerstgeborene Amnon, van Ahinóam, de Jizreëlietische; de tweede Daniël, van Abigáïl, de Karmelietische;

2De derde Absalom, de zoon van Máächa, de dochter van Thalmai, den koning te Gesur; de vierde Adónia, de zoon van Haggith;

3De vijfde Sefatja, van Abítal; de zesde Jíthream, van zijn huisvrouw Egla.

4Zes zijn hem te Hebron geboren; want hij regeerde daar zeven jaren en zes maanden; en drie en dertig jaren regeerde hij te Jeruzalem.

5 2 Sam. 5:14 enz. Dezen nu zijn hem te Jeruzalem geboren: Símea, en Sobab, en Nathan, en Sálomo; deze vier zijn van Bath-Sua, de dochter van Ammiël;

6Daartoe Jibchar, en Elisáma, en Elifélet,

7En Nogah, en Nefeg, en Jafía,

8En Elísama, en Eljáda, en Elifélet, negen.

9 Deze allen zijn zonen van David, behalve de kinderen der bijwijven, en Thamar hun zuster.

10Sálomo's zoon nu was 1 Kon. 11:43. 14:31. 15:8, 24.Rehábeam; zijn zoon was Abía; zijn zoon was Asa; zijn zoon was Jósafat;

11Zijn zoon was 2 Kon. 8:16, 25. 11:2.Joram; zijn zoon was Aházia; zijn zoon was Joas;

12Zijn zoon was 2 Kon. 12:21. 14:21. 15:7.Amázia; zijn zoon was Azária; zijn zoon was Jotham;

13 2 Kon. 15:38. 16:20. 20:21. Zijn zoon was Achaz; zijn zoon was Hizkía; zijn zoon was Manasse;

14 2 Kon. 21:18, 26. Zijn zoon was Amon; zijn zoon was Josía.

15De 2 Kon. 23:30, 34.zonen van Josía nu waren dezen: de eerstgeborene Jóhanan, de tweede Jójakim, de derde Zedekía, de vierde Sallum.

16De kinderen van Jójakim nu waren: 2 Kon. 24:6, 17.Jechónia zijn zoon, Zedekía zijn zoon.

17En de Matt. 1:11, 12.kinderen van Jechónia waren Assir; zijn zoon was Sealthiël;

18Dezes zonen waren Malchíram, en Pedája, en Senázar, Jekámja, Hósama en Nedábja.

19De kinderen van Pedája nu waren Zerubbábel en Simeï; en de kinderen van Zerubbábel waren Mesullam en Hanánja; en Selomith was hunlieder zuster;

20En Hasúba, en Ohel, en Berechja, en Hasadja, Jusabhésed; vijf.

21De kinderen van Hanánja nu waren Pelatja en Jesája. De kinderen van Refája, de kinderen van Arnan, de kinderen van Obadja, de kinderen van Sechanja.

22De kinderen nu van Sechanja waren Semája; en de kinderen van Semája waren Hattus, en Jígeal, en Baríah, en Neárja, en Safat; zes.

23En de kinderen van Neárja waren Eljoënai, en Hizkía, en Azríkam; drie.

24En de kinderen van Eljoënai waren Hodájeva, en Eljasib, en Pelája, en Akkub, en Jóhanan, en Delája, en Anáni; zeven.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help