1Een wijs zoon hoort de tucht des vaders; maar een spotter hoort de bestraffing niet.
2 Spr. 12:14. Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld.
3Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet.
4De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden.
5De rechtvaardige haat leugentaal; maar de goddeloze maakt zich stinkende, en doet zich schaamte aan.
6 Spr. 10:29. 11:3, 5, 6. De gerechtigheid bewaart den oprechte van weg; maar de goddeloosheid zal den zondaar omkeren.
7 Spr. 12:9. Er is een, die zichzelven rijk maakt, en niet met al heeft, en een, die zichzelven arm maakt, en heeft veel goed.
8Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom; maar de arme hoort het schelden niet.
9 Spr. 4:18. Het licht der rechtvaardigen zal zich verblijden; Job 18:5, 6. 21:17.maar de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.
10Door hovaardigheid maakt men niet dan gekijf; maar bij de beradenen is wijsheid.
11Goed, van ijdelheid gekomen, Spr. 10:2. 20:21.zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen.
12 Vers 19. De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is een boom des levens.
13Die het woord veracht, die zal verdorven worden; maar wie het gebod vreest, dien zal vergolden worden.
14 Spr. 10:11. 14:27. Des wijzen leer is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.
15Goed verstand geeft aangenaamheid; maar de weg der trouwelozen is streng.
16Al wie kloekzinnig is, handelt met wetenschap; maar een zot Spr. 12:23. 15:2.breidt dwaasheid uit.
17Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn.
18Armoede en schande is desgenen, die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt; zal geëerd worden.
19De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken.
20Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden.
21Het kwaad zal de zondaars vervolgen; maar den rechtvaardige zal men goed vergelden.
22De goede zal zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen Job 15:29.des zondaars is voor den rechtvaardige Job 27:17.weggelegd.
23Het ploegen der armen geeft Spr. 12:11.veelheid der spijze; maar Spr. 18:9.daar is een, die verteerd wordt door gebrek van oordeel.
24Die zijn Spr. 23:13.roede inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging.
25De rechtvaardige eet tot Ps. 34:11. 37:3.verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.