JOB 4 - States General Version (edition Jongbloed 1995)(SVV)

Elífaz vermaant Job tot ootmoed en bekering

1Toen antwoordde Elífaz, de Themaniet, en zeide:

2Zo wij een woord opnemen tegen u, zult gij verdrietig zijn? Nochtans wie zal zich van woorden kunnen onthouden?

3Zie, gij hebt velen onderwezen, en gij hebt slappe handen gesterkt;

4Uw woorden hebben den struikelende opgericht, en de krommende knieën hebt gij vastgesteld;

5Maar nu komt het aan u, en gij zijt verdrietig; het raakt tot u, en gij wordt beroerd.

6Was niet uw vreze Gods uw hoop, en de oprechtheid uwer wegen uw verwachting?

7Gedenk toch, wie is de onschuldige, die vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd?

8 Maar gelijk als ik gezien heb:

17Zou een mens rechtvaardiger zijn dan God? Zou een man reiner zijn dan zijn Maker?

18Zie, Job 15:15. 2 Petr. 2:4.op Zijn knechten zou Hij niet vertrouwen; hoewel Hij in Zijn engelen klaarheid gesteld heeft.

19Hoeveel te min op degenen, die lemen huizen bewonen, welker grondslag in het stof is? Zij worden verbrijzeld voor de motten.

20Van den morgen tot den avond worden zij vermorzeld; zonder dat men er acht op slaat, vergaan zij in eeuwigheid.

21Verreist niet hun uitnemendheid met hen? Zij sterven, maar niet in wijsheid.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help