1 KRONIEKEN 1 - States General Version (edition Jongbloed 1995)(SVV)

Stamboom van Adam tot Izak

1Adam, Gen. 5:3, 4.Seth, Enos,

2Kenan, Mahalal-el, Jered,

3Henoch, Methúsalah, Lamech,

4Noach, Sem, Cham en Jafeth.

5De Gen. 10:2 enz.kinderen van Jafeth waren Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Tiras.

6En de kinderen van Gomer waren Askenaz, en Difath, en Thogárma.

7En de kinderen van Javan waren Elísa en Tharsísa, de Chittieten en Dodanieten.

8De kinderen van Gen. 10:6 enz.Cham waren Cusch en Mitsraïm, Put, en Kanaän.

9En de kinderen van Cusch waren Seba, en Havíla, en Sabta, en Ráëma, en Sábtecha; en de kinderen van Ráëma waren Scheba en Dedan.

10Cusch nu gewon Nimrod; die begon geweldig te zijn op aarde.

11En Mitsraïm gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten,

12En de Pathrusieten, en de Casluchieten, (van Gen. 10:14.welke de Filistijnen zijn voortgekomen) en de Cafthorieten.

13Kanaän nu gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,

14En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet,

15En den Heviet, en den Arkiet, en den Siniet,

16En den Arvadiet, en den Zemariet, en den Hamathiet.

17De Gen. 10:22 enz.kinderen van Sem waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram, en Uz, en Hul, en Gether, en Mesech.

18Arfachsad nu gewon Selah, en Selah gewon Heber.

19Aan Heber nu zijn twee zonen geboren; de naam des enen was Peleg, omdat in zijn dagen het aardrijk verdeeld is, en de naam zijns broeders was Joktan.

20En Joktan gewon Almódad, en Selef, en Hazarmáveth, en Jerah,

21En Hadóram, en Uzal, en Dikla,

22En Ebal, en Abímaël, en Scheba,

23En Ofir, en Havíla, en Jobab. Alle dezen waren zonen van Joktan.

24 Gen. 11:10 enz. Luk. 3:36. Sem, Arfachsad, Selah,

25Heber, Peleg, Rehu,

26Serug, Nahor, Terah,

27Abram; die is Abraham.

28 Gen. 16:15. 21:2. De kinderen van Abraham waren Izak en Ismaël.

29Dit zijn hun geboorten: Gen. 25:13 enz.de eerstgeborene van Ismaël was Nebájoth, en Kedar, en Adbeël, en Mibsam,

30Misma en Duma, Massa, Hadad en Thema,

31Jetur, Nafis, en Kedma; deze zijn de kinderen van Ismaël.

32De Gen. 25:2.kinderen nu van Ketûra, Abrahams bijwijf: die baarde Zimram, en Joksan, en Medan, en Mídian, en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan waren Scheba en Dedan.

33De kinderen van Mídian nu waren Efa, en Efer, en Henoch, en Abída, en Eldáä. Die allen waren zonen van Ketûra.

34Abraham nu gewon Izak. De Gen. 25:21, 24 enz.zonen van Izak waren Ezau en Israël.

Stamboom der Edomieten

35En de Gen. 36:10.kinderen van Ezau: Elífaz, Rehuël, en Jehus, en Jáëlam, en Korah.

36De kinderen van Elífaz waren Theman, en Omar, Zefi, en Gáëtham, Kenaz, en Timna, en Amalek.

37De kinderen van Rehuël waren Nahath, Zerah, Samma en Mizza.

38De kinderen van Seïr nu waren Lotan, en Sobal, en Zíbeon, en Ana, en Dison, en Ezer, en Disan.

39De kinderen van Lotan nu waren Hori en Homam; en de zuster van Lotan was Timna.

40De kinderen van Sobal waren Aljan, en Manáhath, en Ebal, Sefi en Onam; en de kinderen van Zíbeon waren Aja en Ana.

41De kinderen van Ana waren Dison; en de zonen van Dison waren Hamram, en Esban, en Jithran, en Cheran.

42De kinderen van Ezer waren Bilhan, en Záävan, en Jáäkan. De kinderen van Disan waren Uz en Aran.

43Dit nu zijn de koningen, die geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over de kinderen Israëls: Bela, de zoon van Beor; en de naam zijner stad was Dinhába.

44En Bela stierf, en Jobab regeerde in zijn plaats, een zoon van Zerah, van Bozra.

45En Jobab stierf, en Husam, uit het land der Themanieten, regeerde in zijn plaats.

46En Husam stierf, en Hadad, de zoon van Bedad, regeerde in zijn plaats, die de Midianieten in het veld van Moab versloeg; en de naam zijner stad was Avith.

47En Hadad stierf, en Samla, van Masréka, regeerde in zijn plaats.

48En Samla stierf, en Saul, van Rehobôth aan de rivier, regeerde in zijn plaats.

49En Saul stierf, en Baäl-Hánan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats.

50Als Baäl-Hánan stierf, zo regeerde Hadad in zijn plaats, en de naam zijner stad was Pahi, en de naam zijner huisvrouw was Mehetábeël, de dochter van Matred, dochter van Mee-sahab.

51Toen Hadad stierf, zo werden vorsten in Edom: de vorst Timna, de vorst Alja, de vorst Jetheth,

52De vorst Aholi-báma, de vorst Ela, de vorst Pinon,

53De vorst Kenaz, de vorst Theman, de vorst Mibzar,

54De vorst Magdiël, de vorst Iram. Dezen waren de vorsten van Edom.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help