1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginôth, op de Scheminîth.
2O HEERE, Ps. 38:2.straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid!
3Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt; genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt.
4Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; en Gij, HEERE, hoe lange?
5Keer weder, HEERE, red mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid wil.
6Want in den dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf?
7Ik ben moede van mijn zuchten; ik doe mijn bed den gansen nacht zwemmen; ik doornat mijn bedstede met mijn tranen.
8Mijn oog is doorknaagd van verdriet, is veroud, vanwege al mijn tegenpartijders.
9 Matt. 7:23. 25:41. Luk. 13:27. Wijkt van mij, al gij werkers der ongerechtigheid; want de HEERE heeft de stem mijns geweens gehoord.
10De HEERE heeft mijn smeking gehoord; de HEERE zal mijn gebed aannemen.
11Al mijn vijanden zullen zeer beschaamd en verbaasd worden; zij zullen terugkeren, zij zullen in een ogenblik beschaamd worden.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.