PSALMEN 105 - States General Version (edition Jongbloed 1995)(SVV)

Lofzang aan God voor Zijn weldaden aan Israël bewezen

1Looft den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken.

2Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtelijk van al Zijn wonderen.

3

15Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad.

16Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods.

17Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Gen. 37:28, 36. 45:5.Jozef werd verkocht tot een slaaf.

18Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers.

19Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd.

20De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los.

21Hij Gen. 41:40.zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed;

22Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen.

23Daarna kwam Israël in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham.

24En Ex. 1:7, 9.Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders.

25Hij Ex. 1:9, 10, 12.keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden.

26Hij Ex. 3:10. 4:12.zond Mozes, Zijn knecht, en Aäron, dien Hij verkoren had.

27 Ex. 7:9. Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham.

28Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig.

29Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen.

30Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen.

31Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale.

32Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land.

33En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen.

34Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal;

35Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landouwe op.

36Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten.

37En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde.

38 Ex. 12:33. Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen.

39Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten.

40Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood.

41Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier.

42Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Gen. 15:14.Abraham, Zijn knecht.

43 Ex. 14:8. Num. 33:3. Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich.

44En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken;

45 Ex. 19:4, 5, 6. Deut. 4:1, 40. 6:21, 22, 23, 24, 25. Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah!

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help