JEREMIA 28 - States General Version (edition Jongbloed 1995)(SVV)

Strijd van Jeremía tegen den valsen profeet Hanánja

1Voorts geschiedde het in hetzelfde jaar, in het begin des koninkrijks van Zedekía, koning van Juda, in het vierde jaar, in de vijfde maand, dat Hanánja, zoon van Azur, de profeet, die van Gíbeon was, tot mij sprak, in het huis des HEEREN, voor de ogen der priesteren en des gansen volks, zeggende:

2Zo spreekt de HEERE der heirscharen, de God Israëls, zeggende: Ik heb het juk des konings van Babel verbroken.

3In nog Jer. 27:16.twee volle jaren zal Ik tot deze plaats wederbrengen al de vaten van het huis des HEEREN, die Nebukadnézar, de koning van Babel, uit deze plaats heeft weggenomen, en dezelve naar Babel gebracht.

4Ook zal Ik Jechónia, den zoon van Jójakim, koning van Juda, en allen, die gevankelijk weggevoerd zijn van Juda, die te Babel gekomen zijn, tot deze plaats wederbrengen, spreekt de HEERE; want Ik zal het juk des konings van Babel verbreken.

5Toen sprak de profeet Jeremía tot den profeet Hanánja, voor de ogen der priesteren, en voor de ogen des gansen volks, die in het huis des HEEREN stonden;

6En de profeet Jeremía zeide: Amen, de HEERE doe alzo! de HEERE bevestige uw woorden, die gij geprofeteerd hebt, dat Hij de vaten van des HEEREN huis, en allen, die gevankelijk zijn weggevoerd, van Babel wederbrenge tot deze plaats!

7Maar hoor nu dit woord, dat ik spreek voor uw oren, en voor de oren des gansen volks:

8De profeten, die voor mij en voor u van ouds geweest zijn, die hebben tegen veel landen en tegen grote koninkrijken geprofeteerd, van krijg, en van kwaad, en van pestilentie.

9De profeet, die geprofeteerd zal hebben van vrede, als het woord van dien profeet komt, dan zal die profeet bekend worden, dat hem de HEERE in der waarheid gezonden heeft.

10Toen nam de profeet Hanánja het juk van den hals van den profeet Jeremía, en verbrak het.

11En Hanánja sprak voor de ogen des gansen volks, zeggende: Zo zegt de HEERE: Alzo zal Ik verbreken het juk van Nebukadnézar, den koning van Babel, in nog twee volle jaren, van den hals al der volken. En de profeet Jeremía ging zijns weegs.

12Doch des HEEREN woord geschiedde tot Jeremía (nadat de profeet Hanánja het juk van den hals van den profeet Jeremía verbroken had), zeggende:

13Ga henen en spreek tot Hanánja, zeggende: Zo zegt de HEERE: Houten jukken hebt gij verbroken, nu zult gij in plaats van die, ijzeren jukken maken.

14Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Ik heb een ijzeren juk gedaan aan den hals van al deze volken, om Nebukadnézar, den koning van Babel, te dienen, en zij zullen hem dienen; ja, Ik heb hem ook het Jer. 27:6.gedierte des velds gegeven.

15En de profeet Jeremía zeide tot den profeet Hanánja: Hoor nu, Hanánja! de HEERE heeft u niet gezonden, maar gij hebt gemaakt, dat dit volk op leugen vertrouwt.

16Daarom, zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal u wegwerpen van den aardbodem; dit jaar zult gij sterven, omdat gij een Deut. 13:5. Jer. 29:32.afval gesproken hebt tegen den HEERE.

17Alzo stierf de profeet Hanánja in datzelfde jaar, in de zevende maand.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help