PSALMEN 36 - States General Version (edition Jongbloed 1995)(SVV)

Goddeloosheid en de rijkdom van Gods genade

1 Een psalm van David, den knecht des HEEREN, voor den opperzangmeester.

2De overtreding des goddelozen spreekt in het binnenste van mijn hart: Er is geen vreze Gods voor zijn ogen.

3Want hij vleit zichzelven in zijn ogen, als men zijn ongerechtigheid bevindt, die te haten is.

4De woorden zijns monds zijn onrecht en bedrog; hij laat na te verstaan tot weldoen.

5Hij bedenkt onrecht op zijn leger; hij stelt zich op een weg, die niet goed is; het kwaad verwerpt hij niet.

6O HEERE! Ps. 57:11. 108:5.Uw goedertierenheid is tot in de hemelen; Uw waarheid tot de bovenste wolken toe.

7Uw gerechtigheid is als de bergen Gods; Uw oordelen zijn een grote afgrond; HEERE! Gij behoudt mensen en beesten.

8Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o God! Dies de mensenkinderen onder de schaduw Uwer vleugelen toevlucht nemen.

9Zij worden dronken van de vettigheid Uws huizes; en Gij drenkt hen uit de beek Uwer wellusten.

10Want bij U is de fontein des levens; in Uw licht zien wij het licht.

11Strek Uw goedertierenheid uit over degenen, die U kennen, en Uw gerechtigheid over de oprechten van hart.

12De voet der hovaardigen kome niet over mij, en de hand der goddelozen doe mij niet omzwerven.

13Aldaar zijn de werkers der ongerechtigheid gevallen; zij zijn nedergestoten, en kunnen niet weder opstaan.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help