De Psalmen 101 - NBG 1951 Translation(NBG51)

De rechtvaardige heerser

1Van David. Een psalm.

Van goedertierenheid en recht wil ik zingen,

U, o Here, wil ik psalmzingen.

2Ik wil acht geven op een onberispelijke wandel.

Wanneer zult Gij tot mij komen?

Ik wandel in oprechtheid mijns harten

in mijn huis;

3ik stel geen schandelijke dingen

voor mijn ogen;

ik haat het doen der afvalligen,

het kleeft mij niet aan.

4Een verkeerd hart wijke verre van mij,

de boze wil ik niet kennen.

5Wie zijn naaste heimelijk lastert,

die zal ik verdelgen;

wie hoog van ogen en trots van hart is,

die duld ik niet.

6Mijn ogen zijn op de getrouwen in den lande

om bij mij te wonen;

wie onberispelijk wandelt,

die zal mij dienen.

7In mijn huis zal geen bedrieger wonen;

de leugenspreker zal niet bestaan voor mijn ogen.

8Elke morgen zal ik verdelgen

alle goddelozen des lands,

en uit de stad des Heren uitroeien

alle bedrijvers van ongerechtigheid.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help