De Psalmen 26 - NBG 1951 Translation(NBG51)

Betuiging van onschuld

1Van David.

Doe mij recht, Here,

want ik heb in onschuld gewandeld;

op de Here heb ik vertrouwd

zonder te wankelen.

2Toets mij, Here, en beproef mij,

keur mijn nieren en mijn hart.

3Want uw goedertierenheid houd ik voor ogen,

en ik wandel in uw waarheid.

4Bij de valsaards zit ik niet neer,

met de huichelaars ga ik niet om;

5ik haat het gezelschap der boosdoeners,

en bij de goddelozen zit ik niet neer.

6Ik was mijn handen in onschuld,

en maak de omgang om uw altaar, o Here,

7terwijl ik luide een loflied doe horen,

en al uw wonderen vertel.

8 Here, ik heb lief de stede van uw huis,

de woonplaats van uw heerlijkheid.

9Raap mijn ziel niet weg met de zondaars,

noch mijn leven met hen die bloed vergieten,

10aan wier handen misdaad kleeft,

en wier rechterhand vol is van geschenken.

11Ik echter wandel in onschuld –

verlos mij en wees mij genadig.

12Mijn voet staat op effen baan –

in de samenkomsten zal ik de Here prijzen.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help