De Psalmen 28 - NBG 1951 Translation(NBG51)

God, de beschermer der vromen

1Van David.

Tot U roep ik, Here, mijn rots;

wend U niet zwijgend van mij af,

opdat ik niet, als Gij tegen mij blijft zwijgen,

worde als zij die in de groeve nederdalen.

2Hoor naar mijn luide smekingen,

als ik tot U roep om hulp,

en mijn handen ophef

naar uw binnenste heiligdom.

3Ruk mij niet weg met de goddelozen,

noch met de bedrijvers van ongerechtigheid,

die met hun naasten vriendelijk spreken,

terwijl boosheid in hun hart is.

4Geef hun naar hun handeling

en naar hun schandelijk gedrag;

geef hun naar het werk van hun handen,

vergeld hun naar hun doen.

5Omdat zij niet letten op de daden des Heren

noch op het werk zijner handen,

zal Hij hen afbreken

en hen niet opbouwen.

6Geprezen zij de Here, want Hij heeft gehoord

mijn luide smekingen.

7De Here is mijn kracht en mijn schild;

op Hem vertrouwde mijn hart en ik werd geholpen.

Daarom juicht mijn hart

en loof ik Hem met mijn lied.

8De Here is hun kracht,

een veste des heils is Hij voor zijn gezalfde.

9Verlos dan uw volk en zegen uw erfdeel,

weid hen en draag hen tot in eeuwigheid.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help