1Allen die onder het juk van de slavernij leven, moeten hun meester hoogachten, opdat Gods naam en de christelijke leer niet in opspraak komen.
2Zij die een gelovige meester hebben, mogen hem niet verachten omdat hij christen is, maar moeten hem veeleer ijveriger dienen. Immers, de persoon die ze dienen is een geliefde gelovige die zich inzet voor het welzijn van de mensen die hem dienen.
Dit is wat je de mensen moet leren en bijbrengen.
3Als iemand afwijkende leer verkondigt die ingaat tegen de gezonde woorden van onze Heer Jezus Christus en tegen de leer van onze godsdienst,
4dan is die persoon verwaand en onwetend, en heeft hij een ziekelijke drang om te debatteren en te ruziën over woorden. En dat zal leiden tot afgunst, rivaliteit, laster, achterdocht,
5en eindeloze frictie tussen mensen met een verziekte mentaliteit, die geen waarheidsbesef hebben en die menen dat ze winst uit de godsdienst kunnen halen.
6Maar het dienen van God levert enkel winst op als het samengaat met tevredenheid.
7We hebben immers niets naar de wereld meegebracht en kunnen er niets uit meenemen.
8Als we eten en kledij hebben, moet dat voldoende voor ons zijn.
9Maar wie rijk wil worden, trapt in de val van de verleiding en van vele dwaze en schadelijke verlangens die de mensen in het verderf storten en ten onder doen gaan.
10Geldzucht is namelijk een wortel van allerlei soorten kwaad; door daarnaar te verlangen zijn sommigen van het geloof afgedwaald en zij hebben zichzelf veel leed aangedaan.
11Maar jij, dienaar van God, houd je hier verre van en streef naar oprechtheid, toewijding aan God, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid.
12Strijd voor de goede zaak van het geloof, en strek je uit naar het eeuwig leven waartoe je bent geroepen en waarover je zo'n krachtige getuigenis hebt afgelegd in aanwezigheid van velen.
13Ik draag je op in aanwezigheid van God, die aan alles het leven geeft, en van Christus Jezus, die een krachtige getuigenis heeft afgelegd tegenover Pontius Pilatus:
14houd je stipt en nauwkeurig aan deze opdracht, totdat onze Heer Jezus Christus verschijnt.
15Wanneer dat zal gebeuren, wordt bepaald door de verheven en enige Heerser, de Koning boven alle koningen en Heer boven alle heren,
16de enige onsterfelijke, die in ontoegankelijk licht woont en die door geen mens wordt gezien of kan worden gezien. Aan Hem komt voor eeuwig de eer en macht toe. Amen.
17Draag de rijken van deze wereld op, niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet te vestigen op rijkdom – die biedt immers geen zekerheid – maar op God, die ons rijkelijk van alles voorziet opdat wij ervan kunnen genieten.
18Ze moeten goeddoen en rijk zijn aan goede daden; ze moeten vrijgevig zijn en bereid om te delen.
19Dan investeren ze in de toekomst, om het echte leven te bemachtigen.
20Timoteüs, waak over hetgeen je is toevertrouwd en houd je verre van goddeloze praatjes en van de tegenwerpingen die ten onrechte als kennis worden bestempeld.
21Zij worden verkondigd door bepaalde mensen die van het geloof zijn afgeweken. Ik wens jullie Gods genade toe.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.