1Eigenlijk hoef ik jullie niet over dit dienstbetoon aan de christenen te schrijven.
2Ik weet namelijk dat jullie hiertoe bereid zijn en ik heb jullie bij de christenen in Macedonië aangeprezen door te zeggen: “In Achaje staan ze al sinds vorig jaar gereed.” En voor de meesten van hen werkte jullie enthousiasme aanstekelijk.
3Toch stuur ik deze broeders, om te zorgen dat we niet ten onrechte zo fier over jullie hadden gesproken, maar dat jullie inderdaad gereed staan zoals ik had gezegd.
4Immers, als er straks Macedoniërs met mij meekomen en als zij zouden ontdekken dat dit niet het geval is, dan zouden wij ons over deze mislukking schamen, om van jullie maar te zwijgen.
5Ik vond het dus nodig deze broeders aan te sporen naar jullie vooruit te reizen en de door jullie beloofde royale gift alvast in te zamelen. Dan zal die klaarliggen als een royale en zonder tegenzin gegeven gift.
6Bedenk dit: wie karig zaait, zal karig oogsten en wie overvloedig zaait, zal overvloedig oogsten.
7Laat iedereen geven wat hij zich persoonlijk had voorgenomen, zonder tegenzin en niet omdat het moet, want God houdt van wie van harte geeft.
8En God is bij machte om jullie overvloedig met allerlei geschenken te zegenen, zodat jullie altijd, in alle omstandigheden, meer dan voldoende hebben en daardoor overvloedig veel goeds kunnen doen.
9In de Schriften staat immers: “Hij gaf vrijgevig aan de armen, zijn gerechtigheid houdt voor eeuwig stand.”
10Hij die zaad aan de zaaier verstrekt en hem brood te eten geeft, zal ook zaad aan jullie verstrekken en ervoor zorgen dat het ontkiemt en een oogst aan gerechtigheid zal opleveren.
11Dan zullen jullie van alles rijk voorzien zijn en altijd vrijgevig kunnen zijn, zodat onze actie nog meer dank aan God oplevert.
12Want doordat jullie aan dit dienstbetoon bijdragen, zullen niet enkel de noden van de christenen worden gelenigd, maar zal God ook door velen uitvoerig worden gedankt.
13Zij zullen God verheerlijken, omdat jullie bijdrage aan dit dienstbetoon bewijst dat jullie het evangelie van Christus niet alleen belijden, maar het ook gehoorzamen door vrijgevig bij te dragen en zo jullie verbondenheid met hen en met alle christenen te tonen.
14Bovendien zullen ze in hun gebeden hun genegenheid voor jullie uitdrukken, wegens de overvloed aan Gods genade in jullie leven.
15Ik dank God voor zijn onbeschrijflijke geschenk.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.