1Dit is wat de Heer tegen mij zei over de Filistijnen, voordat de koning van Egypte Gaza veroverde.
2Dit zegt de Heer: "Er komt een groot leger uit het noorden. Een leger zo groot en sterk als een rivier die alles overspoelt, steden en mensen. De mensen schreeuwen het uit.
3Ze jammeren en huilen van angst voor het geluid van de stampende paardenhoeven, de ratelende strijdwagens en de dreunende wielen. Ouders kijken niet naar hun kinderen om, zó bang zijn ze.
4Dat leger komt om de Filistijnen te vernietigen. Daardoor zijn Tyrus en Sidon hun laatste helpers kwijt. Want de Heer zal de Filistijnen, de rest van het eiland Kaftor, vernietigen.
5De bewoners van Gaza scheren hun hoofd kaal als teken van verdriet. Askelon is vernietigd. Laatsten van de Enakieten, hoelang zullen jullie je nog in je lichaam snijden als teken van verdriet?
6– Zwaard van de Heer, wanneer zul je eindelijk ophouden? Ga terug in de zwaardschede en houd op!
7Maar hoe kan het ophouden? De Heer heeft het immers de opdracht gegeven: 'Ga naar Askelon en de zeehaven. Doe daar wat je doen moet!' "
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.