1Een lied van David.
Heer, ik roep U om hulp. Kom toch gauw!
Luister naar mij als ik U om hulp roep!
2Ontvang mijn gebed als een wierook-offer.
Mijn opgeheven handen zijn het avond-offer.
3Heer, zet een bewaker bij mijn mond,
die de deur van mijn lippen bewaakt.
4Houd mij weg van het kwaad.
Laat me niet meedoen met slechte mensen,
ook al is de verleiding soms nog zo groot.
5Als een rechtvaardig mens mij straft,
dan doet hij dat uit liefde.
Als slechte mensen me kwaad doen,
zal ik voor hen bidden.
6Als hun leiders de doodstraf krijgen
en van de rotsen worden gegooid,
zal ik nog goede dingen over hen zeggen.
7We staan op de rand van de dood:
het is alsof onze botten al overal verspreid liggen,
zoals kluiten aarde op de akker
nadat de boeren het land hebben omgeploegd.
8Maar ik kijk naar U uit, Heer, en vertrouw op U.
Laat me niet sterven.
9Bescherm me tegen elke val
die slechte mensen voor mij hebben opgezet.
10Laat hen in hun eigen valkuil vallen,
maar laat mij ontsnappen.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.